Persoonsvorm
1 / 20
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
De school is dicht.
Slide 5 - Open question
Daarom werken we thuis.
Slide 6 - Open question
Wie gaat er winnen.
Slide 7 - Open question
Bram doet stroop op zijn pannenkoek.
Slide 8 - Open question
Na het eten ruimen we samen de tafel af.
Slide 9 - Open question
Tim geeft de rode bloemen water.
Slide 10 - Open question
Lizzie geeft een beker melk aan haar kat.
Slide 11 - Open question
We spelen het liefst Monopoly.
Slide 12 - Open question
Wie pakt het cadeau uit?
Slide 13 - Open question
Hoe laat is het?
Slide 14 - Open question
De boer heeft de appels geplukt.
Slide 15 - Open question
De meester heeft vanmorgen alle kinderen een tekening laten uitzoeken.
Slide 16 - Open question
Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'De jongen loopt naar de bus.'
'De jongen loopt naar de bus.'
A
de jongen
B
naar
C
loopt
D
bus
Slide 18 - Quiz
De dokter luisterde met een stethoscoop
naar mijn hart
Welk woord is de persoonsvorm?
dokter
De
luisterde
mijn
stethoscoop
