This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Herhaling Secretarieel
H4, H5 en H6
Ga op je telefoon alvast naar
www.lessonup.app
En gebruik onderstaande code.
Slide 1 - Slide
Spel je eigen achternaam volgens het telefoonalfabet. Bijvoorbeeld Vos: Victor, Otto, Simon
Slide 2 - Open question
Bij zakelijk telefoneren hoort zakelijk taalgebruik. Welke van de onderstaande zinnen is het meest geschikt als je iemand doorverbindt?
A
Even wachten, ik zet je door.
B
Een moment geduld alstublieft, ik verbind u door.
C
Ik ga iemand zoeken
D
Momentje, je wordt doorverbonden.
Slide 3 - Quiz
Een telefoonmemo gebruik je:
A
Om alle telefoonnummers in te noteren.
B
Om een totaaloverzicht van alle telefoongesprekken te maken.
C
Om aan het personeel de regels voor telefoneren duidelijk te maken.
D
Om de belangrijkste gegevens van een inkomend telefoongesprek te noteren.
Slide 4 - Quiz
Je voert een telefoongesprek met een klant. De klant heeft een klacht, ze is erg boos over de manier waarop ze in de winkel is behandeld. Je gaat je eerste vraag stellen, deze luidt: “Wat heeft er precies plaatsgevonden?”.
A
Een doorvraag vraag.
B
Een gesloten vraag.
C
Een open vraag.
D
Een afsluitende vraag.
Slide 5 - Quiz
Je bent secretarieel medewerker. Wat hoort bij jouw taken tijdens een vergadering?
A
Audiovisuele hulpmiddelen klaarzetten.
B
Gebruikt serviesgoed afvoeren.
C
Gasten ontvangen.
D
Controleren of er niets is blijven liggen.
Slide 6 - Quiz
Je bent secretarieel medewerker. Wat hoort bij jouw taken na een vergadering?
A
Audiovisuele hulpmiddelen klaarzetten.
B
Gebruikt serviesgoed afvoeren.
C
Gasten ontvangen.
D
Controleren of er niets is blijven liggen.
Slide 7 - Quiz
Wat is een functionsheet?
A
Een formulier waarop alle taken van de notulist staan.
B
Een formulier waarop alles staat dat van belang is voor de bijeenkomst.
C
Een formulier waarop de deelnemers aan een vergadering staan.
D
Een formulier waarop alle vergaderingen van het hele jaar staan.
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Video
01:20
Welke vergader opstelling past het beste bij een presentatie / workshop?
A
Theateropstelling
B
U-Vorm
C
Groot vierkant
D
Ronde tafel
Slide 10 - Quiz
Welke vergader opstelling past het beste bij een grote groep.
A
Theater
B
U-vorm
C
Groot vierkant (Carré)
D
Ronde tafel
Slide 11 - Quiz
Bij een vergadering maak je meestal gebruik van een agenda. Hierin vind je onder andere:
A
Het verslag van de vorige vergadering.
B
De bespreekpunten van de vergadering.
C
De afspraken voor de toekomst.
D
De besluitenlijst van de vorige vergadering.
Slide 12 - Quiz
De notulen van een vergadering bevat:
A
De besluitenlijsten van alle vergaderingen.
B
De afspraken met de opdrachtgever.
C
Alles wat is besproken in de vergadering.
D
De bespreekpunten van de vergadering.
Slide 13 - Quiz
Communicatie met mensen van buiten het bedrijf. De klant, omwonende, oud-medewerkers, andere bedrijven en instanties.
A
Interne communicatie
B
Externe communicatie
Slide 14 - Quiz
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? I Interne communicatie is de communicatie tussen de mensen die bij een bedrijf werken. II Interne communicatie vindt altijd schriftelijk plaats.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.
Slide 15 - Quiz
Post die medewerkers onderling aan elkaar versturen.
A
externe post
B
interne post
Slide 16 - Quiz
Wat is een voordeel voor het bedrijf om hun uitgaande post te registreren?
A
Men kan uitzoeken of een poststuk is verstuurd.
B
Men kan de post goedkoper versturen.
C
Men kan uitzoeken wanneer het poststuk is binnengekomen bij het bedrijf.
D
Men weet dan dat de geadresseerde het poststuk heeft ontvangen.
Slide 17 - Quiz
Als je een pakket onder rembours verstuurt dan:
A
Betaalt de verzender de portokosten.
B
Betaalt de ontvanger de portokosten.
C
Betaalt de verzender de portokosten en de waarde van het pakket.
D
Betaalt de ontvanger de portokosten en de waarde van het pakket.
Slide 18 - Quiz
In een e-mail zet je bij het onderwerp waar het over gaat.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Communicatief vaardig =
A
je kunt je makkelijk aanpassen als de situatie veranderd
B
je uiterlijk past bij de uitstraling van het bedrijf.
C
mondeling en schriftelijk goed kunnen communiceren
D
je bent het visitekaartje van het bedrijf
Slide 20 - Quiz
Een bedrijf stelt aan klanten een antwoordnummer beschikbaar als:
A
Ze hun adres niet bekend willen maken.
B
Ze de verzendkosten voor hun rekening willen nemen.
C
Ze willen dat de verzendkosten voor de rekening van de klant (de verzender) komen.
D
De hoeveelheid post te groot is om dagelijks in hun brievenbus te ontvangen.
Slide 21 - Quiz
Een bedrijf maakt gebruik van een postbusnummer als:
A
Ze hun adres niet bekend willen maken.
B
Ze de verzendkosten voor hun rekening willen nemen.
C
Ze willen dat de verzendkosten voor de rekening van de klant (de verzender) komen.
D
De hoeveelheid post te groot is om dagelijks in hun brievenbus te ontvangen.
Slide 22 - Quiz
Aangetekende post:
A
Is goedkoper dan gewone post.
B
Is alleen geschikt voor pakketten.
C
Gebruik je te controleren of de post is aangekomen.
D
D. Wordt gebruikt om post internationaal te verzenden.
Slide 23 - Quiz
Hoeveel kost het om een Aangetekende brief 45 gram, online gefrankeerd te versturen?
A
€ 1,62
B
€ 8,45
C
€ 8,00
D
€ 14,45
Slide 24 - Quiz
Hoeveel kost het om een Aangetekend pakket 8 kilo, online gefrankeerd te versturen?