Fase 2.2B Taal, schrijven van correspondentie (formeel en informeel)

Welkom allemaal
- telefoon weg
- pak een pen 
- hoe ziet de les eruit
- wat doe je als je klaar bent

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom allemaal
- telefoon weg
- pak een pen 
- hoe ziet de les eruit
- wat doe je als je klaar bent

Slide 1 - Slide

         Fase 2                                                        
Formeel
en
Informeel
taalgebruik 

Slide 2 - Slide

Doelen:
- Ik kan het verschil benoemen & toepassen tussen informeel en formeel  taalgebruik.
- Ik kan een formeel briefje schrijven aan een ander.

Slide 3 - Slide

Wat betekent het woord formeel?

Slide 4 - Mind map

Formeel
- Je schrijft dan een bericht (e-mail, whatsapp, briefje) zoals het      hoort, volgens de regels.
- Beleefd en netjes (u, mevrouw/meneer)



Slide 5 - Slide

Wanneer schrijf je een formeel bericht?

Gebruik je in officiële situaties, als mensen ouder zijn dan jij of bij mensen die je niet kent of net hebt ontmoet 

Bijvoorbeeld: je baas, je stagebegeleider, een politieagent

Slide 6 - Slide

In welke situaties schrijf je een formeel bericht?
A
Als ik mijn baas iets wil vragen over het rooster
B
Als ik mijn beste vriend wil vragen om naar buiten te gaan
C
Als ik mijn moeder wil vragen wat we vanavond eten
D
Als ik de gemeente mail omdat de voetbaldoeltjes kapot zijn

Slide 7 - Quiz

Wat betekent het woord informeel?

Slide 8 - Mind map

Informeel
- Je schrijft dan een bericht (e-mail, whatsapp of briefje), dit hoeft niet volgens de regels

Slide 9 - Slide

Wanneer schrijf je een informeel bericht?

Gebruik je als je met bekenden praat en in dagelijkse situaties


Bijvoorbeeld: Vrienden, familie of klasgenoten

Slide 10 - Slide

In welke situaties schrijf je een informeel bericht?
A
Als ik mijn baas iets wil vragen over het rooster
B
Als ik mijn beste vriend wil vragen om naar buiten te gaan
C
Als ik de groep of thuis wil vragen wat we vanavond eten
D
Als ik een bericht stuur naar mijn ouders

Slide 11 - Quiz

Oefenen maar.. 
Bij de volgende opdrachten krijg je telkens een zin te zien. Aan jou de vraag of dit een formele of informele zin is 

Slide 12 - Slide

'Ik mail je straks wel'
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quiz

'Mevrouw kunt u mij even helpen?'
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quiz

'Ik zou graag willen solliciteren bij uw bedrijf'
A
Formeel
B
Informeel

Slide 15 - Quiz

'Kun je me vertellen welke dagen ik op school moet zijn'
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quiz

Nog meer oefenen
Bij de volgende opdrachten staan steeds personen. Geef aan of je hier een formeel of informeel bericht naar moet sturen. 

Slide 17 - Slide

Je neefje
A
Formeel
B
Informeel

Slide 18 - Quiz

De burgemeester
A
Formeel
B
Informeel

Slide 19 - Quiz

Politieagent
A
Formeel
B
Informeel

Slide 20 - Quiz

Een volwassene die je niet goed kent
A
Formeel
B
Informeel

Slide 21 - Quiz

Een nieuwe klasgenoot
A
Formeel
B
Informeel

Slide 22 - Quiz

Je collega op het werk
A
Formeel
B
Informeel

Slide 23 - Quiz

Aan de slag 
Nog even herhalen 

Slide 24 - Slide

Formeel bericht schrijven

- Je gebruikt 'u' 
- Je spreekt iemand aan met mevrouw / meneer

Informeel bericht schrijven

- Je gebruikt 'je' of 'jij' 
- Je spreekt iemand aan met de voornaam

Slide 25 - Slide

Wat moet je doen?
Maken opdrachten die ik uitdeel.
Als je klaar bent, lever je je werk bij mij in.
Ga in stilte iets voor jezelf doen als de timer nog niet is afgelopen! 

timer
15:00

Slide 26 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 27 - Slide

Wat vind je nog lastig?

Slide 28 - Slide

Einde van de les

Slide 29 - Slide