20221013 DVLG222AH niveau 2 leerjaar 1 werkwoordspelling samenvatting

Nederlands
DVLG222AH
13 oktober 2022
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands
DVLG222AH
13 oktober 2022

Slide 1 - Slide

Planning DVLG222AH
  • 07 september Introductie Nederlands 0-meting
  • 14 september Werkwoordspelling - Tegenwoordige tijd
  • 21 september Werkwoordspelling - Verleden tijd
  • 28 september Werkwoordspelling - Voltooide tijd
  • 05 oktober Werkwoordspelling - Tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord
  • 13 oktober TOETS: Werkwoordspelling
  • 15 - 23 oktober: Herfstvakantie
  • 26 oktober herkansing TOETS: Werkwoordspelling








Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling - Tegenwoordige tijd

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd 
enkelvoud 
ik 
....jij/je
gebiedende wijs 
stam  
hij/zij/het
jij/je
namen
stam+t  
meervoud 
wij/we
zij 
jullie 
...
hele werkwoord  
Het hele werkwoord -en noemen we de stam. 
Meervoud van dingen telt ook als meervoud 
De honden lopen over straat. 
Alle planten hebben water gekregen. 
Alle stopcontacten zijn beveiligd. 
Een moeilijk woord voor hele werkwoord is infinitief 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Werkwoordspelling - Verleden tijd

Slide 6 - Slide

Verleden tijd
In de verleden tijd verandert alleen de persoonsvorm:

ik bracht je naar huis
ik smurfte je naar huis
ik werd naar huis gebracht

Slide 7 - Slide

Verleden tijd
Je hebt te maken met:

regelmatige werkwoorden
onregelmatige werkwoorden

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Onregelmatige werkwoorden
 de ik-vorm verandert in de verleden tijd van klank

Verzenden - ik verzend - ik verzond - ik heb verzonden
Blijven - ik blijf - ik bleef - ik ben gebleven

ONregelmatig = GEEN regel
 
 

Slide 10 - Slide

Regelmatige werkwoorden
Geen klankverandering:

Ik fiets - ik fietste - ik ben gefietst
ik oefen - ik oefende - ik heb geoefend

REGELmatig: regel: 't ex kofschip

Slide 11 - Slide

Regelmatige werkwoorden hebben een REGEL
Als je niet weet of het -te of -de moet zijn, dan gebruik je de regel van ‘T ex KOFSCHIP.

(of fokschaaptaxi, XTC-koffieschop)

Slide 12 - Slide

Kijk naar het hele werkwoord
Haal -en ervan af.
Is het een medeklinker uit’T K O F S C H I P?
eem de ‘ik-vorm’ van de onvoltooid tegenwoordige tijd.
1
Kijk naar het hele werkwoord
verhuizen
maken
2
Haal -en ervan af. 
Welke letter is dan de laatste letter?
z
k
3
Is het een medeklinker uit ’t ex kofschip?
nee
ja
4
Neem de ‘ik-vorm’ van de tegenwoordige tijd.
verhuis
maak
5
De verleden tijd is: ‘ik vorm’ + -te of -de
verhuisde
maakte

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Regelmatige werkwoorden kofschip
Zuchten - zucht - zucht+te - ik zuchtte 
faxen - fax - fax+te - ik faxte
maken - maak - maak+te - maakte
boffen - bof - bof+te - bofte
botsen - bots - bots+te - botste
lachen - lach - lach+te-lachte
stoppen - stop - stop+te - stopte

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Werkwoordspelling - Voltooide tijd

Slide 22 - Slide

Werkwoordspelling - Voltooide tijd
Gebruik het hele werkwoord.

Haal daar 'en' vanaf. Dit is de stam.

Staat de stam in het 't ex kofschip
Dan volgt er T. 

             Staat de stam niet in het taxikofschip?
                      Dan volgt er een D. 

Slide 23 - Slide

Voltooid deelwoord bij sterke werkwoorden:
Kunnen ook een klinkerwisseling hebben
Eindigen meestal op -en
Gezwommen
Begonnen
Gegoten


Voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden:
 weer het 't ex kofschip

poetsen: gepoetst
sponzen: gesponsd
bezorgden: bezorgd
duwen: geduwd

Slide 24 - Slide