This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and 1 video.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Geef het juiste begrip bij de volgende omschrijving: De osmotische waarde van het interne en externe milieu is gelijk
Slide 2 - Open question
Geef het juiste begrip bij de volgende omschrijving: Adenosinetrifosfaat, energierijk molecuul
Slide 3 - Open question
Geef het juiste begrip bij de volgende omschrijving: Kleurstofkorrels in planten
Slide 4 - Open question
Geef het juiste begrip bij de volgende omschrijving: Blaasjes die door het golgisysteem worden gevormd en verteringsenzymen bevatten
Slide 5 - Open question
Osmose Twee reageerbuizen bevatten ieder 5 ml keukenzoutoplossing. De concentratie hiervan in de ene buis verschilt van die in de andere buis. Aan beide buizen wordt eenzelfde hoeveelheid onstolbaar gemaakt bloed toegevoegd. Na enige tijd ontstaat in beide buizen een laag onopgeloste deeltjes op de bodem (bezinksellaag). In één van de buizen is de vloeistof boven de bezinksellaag rood gekleurd. Door een bepaalde toevoeging en vervolgens even schudden kan de kleur van de vloeistof boven de bezinksellaag in één van de buizen veranderd worden, waardoor de vloeistof in beide buizen dezelfde kleur krijgt. Vraag: Door welke van onderstaande toevoegingen kan dit gebeuren en hoe verandert dan de kleur?
A
Door water toe te voegen aan de buis met rode vloeistof wordt deze vloeistof kleurloos
B
Door water toe te voegen aan de buis met kleurloze vloeistof wordt deze vloeistof rood
C
Door keukenzout toe te voegen aan de buis met rode vloeistof wordt deze vloeistof kleurloos
D
Door keukenzout toe te voegen aan de buis met kleurloze vloeistof wordt deze vloeistof rood
Slide 6 - Quiz
Vier leerlingen hebben ieder een tekening gemaakt van een geplasmolyseerde cel. In deze tekeningen stelt 1 de celkern, 2 de celmembraan, 3 de vacuolemembraan en 4 het cytoplasma voor.
vraag: In welke tekening zijn de onderdelen juist genummerd en is de ligging van de onderdelen juist weergegeven?
A
Cel A
B
Cel B
C
Cel C
D
Cel D
Slide 7 - Quiz
Waar
Niet waar
Transport door blaasjes kunnen zowel van binnen de cel naar buiten de cel worden gebracht en andersom
transporteiwitten kunnen alleen voor actief transport gebruikt worden
Ribosomen lezen de chromosomen af tijdens het maken van eiwitten
Een enzym is altijd opgebouwd uit eiwitten
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand
Slide 8 - Drag question
Watertransport In het membraan van een cel bevinden zich aquaporines, ofwel waterkanaaltjes. Deze kanaaltjes staan open.
Wat gebeurt er als de cel in gedestilleerd water wordt gelegd?
A
Er stroomt water via passief transport de cel uit.
B
Er stroomt water via actief transport de cel in.
C
Er stroomt water via actief transport de cel uit.
D
Er stroomt water via passief transport de cel in.
Slide 9 - Quiz
Diffusie
actief transport
gefaciliteerd transport
passief transport
Slide 10 - Drag question
1. Het eiwit krijgt in het Golgi systeem zijn uiteindelijke vorm
2. Signaal van DNA wordt doorgegeven aan de ribosomen op het ER
3. Een signaal komt in de celkern: een deel van het DNA wordt actief.
4. Het inactieve eiwit gaat naar het Golgi systeem
5. Ribosomen maken het eiwit wat nog niet actief is
6. Mitochondrium maakt energie voor eiwitproductie.
Slide 11 - Drag question
Ayoub kijkt door de microscoop met een oculair van 10x en objectief van 40x. Wat is de vergroting?
A
100x
B
50x
C
40x
D
400x
Slide 12 - Quiz
Isotoon
Hypertoon
Hypotoon
Slide 13 - Drag question
Water kan niet via de celmembraan de cel in. Hoe komt water de cel in en hoe noem je dat proces?