Grammatica zinsdelen | pv, ow en wg

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Grammatica zinsdelen

Grammatica zinsdelen

We hebben in de les
de persoonsvorm,
het onderwerp en
het werkwoordelijk gezegde behandeld. 
Via deze digitale les kan jij oefenen en kan ik zien of je stof goed hebt begrepen.  

Grammatica zinsdelen

Maak geen typefoutjes en werk zorgvuldig. 

Veel succes!

Wat is de persoonsvorm?
Het jongetje was in het water gevallen.

Wat is het onderwerp?
Het jongetje was in het water gevallen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het jongetje was in het water gevallen.

Wat is de persoonsvorm?
De wind blies het bootje weg.

Wat is het onderwerp?
De wind blies het bootje weg.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De wind blies het bootje weg.

Wat is de persoonsvorm?
Met een stok probeerde het kind het bootje te pakken.

Wat is het onderwerp?
Met een stok probeerde het kind het bootje te pakken.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Met een stok probeerde het kind het bootje te pakken.

Wat is de persoonsvorm?
De ervaren zeeman koerste met gemak het nauwe haventje in.

Wat is het onderwerp?
De ervaren zeeman koerste met gemak het nauwe haventje in.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De ervaren zeeman koerste met gemak het nauwe haventje in.

Wat is de persoonsvorm?
Een heerlijke visschotel heeft de kok in de keuken bereid.

Wat is het onderwerp?
Een heerlijke visschotel heeft de kok in de keuken bereid.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Een heerlijke visschotel heeft de kok in de keuken bereid.

Wat is de persoonsvorm?
Vanmorgen vond hij in een tijdschrift de tekening van een vogelhuisje.

Wat is het onderwerp?
Vanmorgen vond hij in een tijdschrift de tekening van een vogelhuisje.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Vanmorgen vond hij in een tijdschrift de tekening van een vogelhuisje.

Wat is de persoonsvorm?
Met groene verf probeerde meneer Vogels het vogelhuisje te schilderen.

Wat is het onderwerp?
Met groene verf probeerde meneer Vogels het vogelhuisje te schilderen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Met groene verf probeerde meneer Vogels het vogelhuisje te schilderen.

Wat is de persoonsvorm?
De docent waarschuwt die brutale leerling al voor de derde keer.

Wat is het onderwerp?
De docent waarschuwt die brutale leerling al voor de derde keer.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De docent waarschuwt die brutale leerling al voor de derde keer.

Wat is de persoonsvorm?
Wanneer heb jij dat verhaal horen vertellen?

Wat is het onderwerp?
Wanneer heb jij dat verhaal horen vertellen?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wanneer heb jij dat verhaal horen vertellen?

Wat is de persoonsvorm?
Hebben jullie die woorden wel opgezocht?

Wat is het onderwerp?
Hebben jullie die woorden wel opgezocht?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hebben jullie die woorden wel opgezocht?

Wat is de persoonsvorm?
Wie is vergeten het boek te gaan lezen thuis?

Wat is het onderwerp?
Wie is vergeten het boek te gaan lezen thuis?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wie is vergeten het boek te gaan lezen thuis?

Hoe vond je het beantwoorden
van deze vragen?

Heel makkelijk

Makkelijk

Niet moeilijk, niet makkelijk

Moeilijk!

Heel moeilijk!

Als dit een toets was geweest
dan denk ik dat dit mijn cijfer zou zijn:

010

Grammatica zinsdelen

Einde van deze oefening!