3.2 Welvaart, crisis en dreiging Maatwerk

3.2 Welvaart, crisis en dreiging
In deze paragraaf:
  • periode: 1918 - 1940
  • vredesverdrag van Versailles
  • totalitaire dictatuur (Italië en daarna Duitsland)
  • economie in de jaren 20 en de jaren 30
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

3.2 Welvaart, crisis en dreiging
In deze paragraaf:
  • periode: 1918 - 1940
  • vredesverdrag van Versailles
  • totalitaire dictatuur (Italië en daarna Duitsland)
  • economie in de jaren 20 en de jaren 30

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Welke 3 afspraken voor Duitsland stonden in het Verdrag van Versaille?
A
Geen groot leger meer
B
Geen eigen regering
C
Schadevergoeding betalen
D
Grondgebied afstaan / teruggeven

Slide 3 - Quiz

De verplichte schadevergoeding door Duitsland na WO I waren terecht.
Eens, Duitsland moest gestraft worden
Eens, de schadevergoeding was nodig voor opbouw Europa
Oneens, de schadevergoedingen waren te hoog
Oneens, de schadevergoedingen hebben geleid tot economische instabiliteit

Slide 4 - Poll

Engeland, Frankrijk, Amerika
Duitsand, Italië
armoede
welvaart
weinig werk
luxe spullen
meer consumptie
onvrede

Slide 5 - Drag question

Wat bedoelen we met:

onterecht beschuldigd
woordenschat
A
Je krijgt de schuld, maar je deed niets fout.
B
Je maakte een grote fout en daarom krijg je de schuld.

Slide 6 - Quiz

Wat bedoelen we met:

een bondgenoot
woordenschat
bondgenoot
A
Landen hebben een verbond: ze helpen elkaar.
B
Landen zijn vijanden van elkaar.

Slide 7 - Quiz

Wat bedoelen we met:

consumptie
woordenschat
A
Goederen (spullen) maken
B
Goederen (spullen) kopen

Slide 8 - Quiz

Wat bedoelen we met:

krediet
woordenschat
krediet
A
geld lenen
B
geld sparen

Slide 9 - Quiz

Wat bedoelen we met:

ideologie
woordenschat
ideologie
A
ideaalbeeld over de samenleving
B
toekomstplannen voor je eigen leven

Slide 10 - Quiz

Wat bedoelen we met:

dictatuur
woordenschat
dictatuur
A
staat (land) met vrije keuze en samen overleggen
B
staat (land) met een 1 leider die alle macht heeft

Slide 11 - Quiz

Wat bedoelen we met:

regime
woordenschat
regime
A
regering ontstaan door democratische verkiezingen
B
ondemocratische regering

Slide 12 - Quiz

Wat bedoelen we met:

fascisme
woordenschat
fascisme
A
1. tegen democratie 2. gewelddadig 3. nationalistisch
B
1. voor democratie 2. vredelievend 3. gastvrijheid

Slide 13 - Quiz

Wat bedoelen we met:

grote (hoge) werkloosheid
woordenschat
A
heel veel mensen hebben GEEN WERK
B
iedereen heeft een baan, er is GENOEG WERK voor iedereen

Slide 14 - Quiz

Wat bedoelen we met:

economische wereldcrisis
woordenschat
A
op de hele wereld zijn grote economische problemen
B
op de hele wereld is grote welvaart en groei

Slide 15 - Quiz

Wat bedoelen we met:

nationaalsocialisme
woordenschat
A
1) tegen democratie 2) gewelddadig 3) nationalistisch
B
1) tegen democratie 2) gewelddadig 3) nationalistisch 4) racistisch

Slide 16 - Quiz

welke dictator bij welk land?
Vladimir Lenin
Adolf Hitler
Benito Mussolini
Duitsland
Italië
Rusland

Slide 17 - Drag question