H3 Grammatica - gezegde: wg of ng?

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat is de planning?
15 minuten lezen
Herhaling zinsontleding
Uitleg wg of ng
Oefenen
Aan de slag

Slide 3 - Slide

Zinsontleding
Wat hoort daarbij?

Slide 4 - Mind map

Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Voorzetselvoorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin

Het onderwerp doet iets

Zij hebben een dief tegengehouden 
Wg: hebben tegengehouden

Slide 6 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin + naamwoordelijk deel

Het onderwerp is iets

Haarlem is een mooie stad
Ng: is [een mooie stad]

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Slide 8 - Slide

Zij hebben vanmorgen tien kilometer hardgelopen
A
wg
B
ng

Slide 9 - Quiz

Zij zijn heel hard aan het lachen
A
wg
B
ng

Slide 10 - Quiz

De treinen in Nederland zijn vies
A
wg
B
ng

Slide 11 - Quiz

Ik luister graag naar muziek
A
wg
B
ng

Slide 12 - Quiz

De lichtjes van de kerstboom schijnen fel te zijn
A
wg
B
ng

Slide 13 - Quiz

De modellen blijken broodmager te zijn
A
ng
B
wg

Slide 14 - Quiz

Startopdracht
Maak met de gegeven zinsdelen twee zinnen van ten minste acht woorden: een zin waarin het onderwerp iets doet en een zin waarin het onderwerp iets is. Je maakt dus totaal vier zinnen.

A. de glasblazer uit Leerdam / altijd
B. sinds gisteren / het kapotte espressoapparaat

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

NU
H3 Grammatica - wg of ng?

Startopdracht + 1 t/m 4 + 8

Slide 17 - Slide