M3 spelling 1.8 en fictie 2.1

in deze les leer je...…
spelling:
  • wanneer je leestekens en aanhalingstekens gebruikt;  
  • hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft;
fictie
  • je kunt personages beschrijven
  • je weet wat een emotief, moreel en realistisch  argument is
  • Je weet wat een round/flat character is 
  • je weet wat karakterontwikkeling is
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

in deze les leer je...…
spelling:
  • wanneer je leestekens en aanhalingstekens gebruikt;  
  • hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft;
fictie
  • je kunt personages beschrijven
  • je weet wat een emotief, moreel en realistisch  argument is
  • Je weet wat een round/flat character is 
  • je weet wat karakterontwikkeling is

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Waarom moet je goed kunnen spellen?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Wat is stap 1 in het schema?

Slide 5 - Open question

Wat is een persoonsvorm?

Slide 6 - Mind map

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 7 - Slide

Op zaterdag tennis... Lou altijd een wedstrijd
Wat is de persoonsvorm?
A
Lou
B
een wedstrijd
C
zaterdag
D
tennis...

Slide 8 - Quiz

Op zaterdag tennis... Lou altijd een wedstrijd
hoe schrijf je de persoonsvorm?
A
tennist
B
tennisd

Slide 9 - Quiz

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Rob bestelt bij een snackbar een frikandel speciaal.
______
A
pv tt
B
vd

Slide 10 - Quiz

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Jeanine en Michelle ontvangen iedere week de Viva.
_________
A
pv tt
B
vd

Slide 11 - Quiz

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

'Wat gebeurt daar achter in de klas?' vroeg de docent.
_______
A
pv tt
B
vd

Slide 12 - Quiz

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Dat is nog nooit gebeurd!
_______
A
pv tt
B
vd

Slide 13 - Quiz

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Ik heb een nieuwe boek besteld bij bol.com.
___
A
pv tt
B
vd

Slide 14 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
Emma (verzenden) een e-mail
A
verzend
B
verzendt
C
verzent
D
verzentd

Slide 15 - Quiz

Snap je nu hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vindt?
A
ja
B
nee
C
bijna

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Wil jij de boeken uitdelen.......
A
vraagteken
B
punt

Slide 18 - Quiz

Hebben jullie al een cadeautje gekocht....
A
vraagteken
B
punt

Slide 19 - Quiz

Wat moet op de plek van nummer 1 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 20 - Quiz

Wat moet op de plek van nummer 2 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 21 - Quiz

Wat moet op de plek van nummer 3 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 22 - Quiz

Wat moet op de plek van nummer 4 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 23 - Quiz

Wat moet op de plek van nummer 5 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 24 - Quiz

Wat moet op de plek van nummer 6 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 25 - Quiz

Wat moet op de plek van nummer 7 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

weektaak
  • spelling: opdracht 1 tot en met 8 
  • fictie: opdracht 1, 2 en 4 tot en met 12
  • boektoets 28 september
  • 1.5 en 1.7  test jezelf

Slide 28 - Slide