- Phone / telefoon
- Check / checken
- Messages / berichtjes
- I use / ik gebruik
- He uses / hij gebruikt
- To text / om te sms'en
- Does not text / smst niet
- Only / alleen maar
- Talks / praat
- On the phone / aan de telefoon
- How are you? / hoe is het met je?
- Do you know? / Weet je?
- What time? / Hoe laat?
- Dinner / avondeten
- I know / weet ik
- Forgot / vergeet
- Minute / minuut
- English / engels
- Tomorrow / morgen
- Another / nog een
- Again / weer
- Still / nog steeds
- Angry / boos
- Would like / zou leuk vinden