8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen

Slide 1 - Slide

Liberalisme
  • De belangrijkste waarde is vrijheid.
  • Voortgekomen uit de Verlichting.
  • Op politiek gebied streven liberalen naar burgerlijke rechten en democratie. Ze willen een grondwet en een volksvertegenwoordiging.
  • De aanhangers zijn onder andere ondernemers.
  • Op economisch gebied streven liberalen naar een vrijemarkteconomie met een kleine rol van de overheid.
  • Adam Smith: het nastreven van het individuele eigenbelang is voordeling voor het algemene belang. 
  • John Stuart Mill: de vrijheid van het individu mag alleen worden beperkt om te voorkomen dat anderen schade lijden. 

Slide 2 - Slide

Conservatisme
  • Alles zoveel mogelijk bij het oude laten 
  • De ideeën van vrijheid en gelijkheid zijn gevaarlijk
  • Kroon, kerk, adel en het leger moeten aan de leiding blijven
  • De aanhangers waren vooral te vinden onder de adel, de geestelijkheid en de officieren
  • Kapitalisten waren soms conservatief en soms liberaal

Slide 3 - Slide

Socialisme
  • De belangrijkste waarde is Gelijkheid.
  • Voortgekomen uit de Verlichting en de Industriële revolutie.
  • Op politiek gebied bestreden socialisten grote verschillen in rijkdom en macht. Ze streefden naar verbetering van het lot van de arbeider.
  • De aanhangers zijn vooral arbeiders.
  • Op economisch gebied streven socialisten naar een geleide economie met een grote rol van de overheid.
  • Karl Marx (Das Kapital) 
  •  Het socialisme valt aan het begin van de 20ste eeuw uiteen in de gematigde sociaaldemocratie en het revolutionaire communisme

Slide 4 - Slide





  • Het lot van de arbeiders binnen de bestaande maatschappij verbeteren.
  • Voor een parlementaire democratie
  • Via het algemeen kiesrecht (stap 1) naar sociale wetgeving (stap 2).
  • In Nederland is de SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij) de grootste socialistische partij.




  • Naar de ideeën van Karl Marx  uit Das Kapital
  • Marx constateert een klassenstrijd tussen het proletariaat (de arbeidersklasse) en de bourgeoisie (rijke burgerij).
  • Met een revolutie de staat overnemen, het kapitalisme omverwerpen en alle productiemiddelen in staatseigendom brengen. 
  • Na de revolutie zou er een klasseloze samenleving ontstaan met op economisch gebied staatssocialisme (geleide planeconomie).
  • Internationale arbeidssolidariteit
Sociaal-democratie
Communisme

Slide 5 - Slide

Franse Revolutie
Tegenstanders:
geen veranderingen
Voorstanders:
meer inspraak voor het volk
Socialisme
Liberalisme
Conservatisme
Confessionalisme
Communisme
Sociaal-democraten
katholieken
Protestanten
(anti-revolutionairen)
  • Voor arbeiders
  • Rijkdom eerlijk verdelen 
  • Voor rijke burgers
  • Verschil in rijkdom
  • Macht voor het Christendom
  • Grote rol Kerk
  • Macht voor koning en adel
  • Grote rol staat

Slide 6 - Slide

Nationalisme
  1. Liefde voor het eigen volk/land  (dat soms gepaard gaat met afkeer/haat tegen andere volken/landen)
  2. Streven van een volk naar een eigen staat (natiestaat)

Door de democratische revoluties groeide het besef dat mensen hoorden bij een volk met een gemeenschappelijke taal, cultuur en geschiedenis. 
1830
1848
1871
1861

Slide 7 - Slide

Nationalisme leidt tot nieuwe staten
  • Het Ottomaanse rijk valt uiteen
  • Revolutiejaar 1830:
  • Revolutiejaar 1848:
  • Italiaanse eenwording (1861)
  • Duitse eenwording (1871)

Slide 8 - Slide

Het Ottomaanse rijk valt uiteen
Steeds meer volken binnen het Ottomaanse rijk streven naar een eigen staat en maken zich onafhankelijk. 

  • Griekenland (1821)

  • Servië (1815/1878) 

Slide 9 - Slide

Revolutiejaar 1830
In een aantal landen breekt een liberale revolutie uit:
  • In Frankrijk komt het volk in opstand tegen de koning. Er komt uiteindelijk een nieuwe koning. (Einde van de Restauratie).
  • De Belgen komen in opstand tegen de 'Hollandse' overheersing en stichtten een eigen staat (België). 

Slide 10 - Slide

Revolutiejaar 1848
In een groot aantal landen breekt een liberale revolutie uit:
  • In Frankrijk breekt er een bloedige volksopstand uit die een einde maakte aan de monarchie. 
  • In vele andere Europese staten breken ook liberale opstanden uit (Wenen, Milaan, etc.), die meestal worden neergeslagen. 
  • In het Duitse Rijk komt er in Frankfurt een liberaal parlement bijeen van burgers uit verschillende Duitse staten. Dit parlement streeft naar een grondwet en een Duitse (Keizerlijke) eenheidsstaat, maar de liberale opstanden worden uiteindelijk de kop in geslagen. 

Slide 11 - Slide

Italiaanse eenwording
(1859-1870)
Liberalen en nationalisten maakten gezamenlijk een einde aan de aparte staten en stichtten het koninkrijk Italië. Het nieuwe land kreeg een liberale grondwet. 

Slide 12 - Slide

Risorgimento​ - Herrijzenis  - 1820-1870
Mazzini​:
de denker/idealist
Cavour​:
de politicus
Garibaldi​:
de strijder
Vier mannen geven een naam en beeld aan proces Italiaanse eenwording
Victor Emanuel II:
het symbool

Slide 13 - Slide

Duitse eenwording
  • 1848: Liberale revoluties en het parlement van Frankfurt (eenwording mislukt echter)
  • Bismarck: alleen door oorlog  kan eenwording tot stand komen - oorlogen met Denemarken (1864), Oostenrijk (1866) en Frankrijk(1871)
  • 1871: Het keizerrijk Duitsland onder de Pruisische keizer Wilhelm I ontstaat door nationalisme maar wordt géén liberale staat (keizer en kanselier hebben veel macht)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video




Wat vindt de tekenaar van nationalisme?       

Slide 16 - Slide