Q3 les 1 - herhaling en pv getuigenverhoor

Q3 les 1
Herhaling en pv getuigenverhoor
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Q3 les 1
Herhaling en pv getuigenverhoor

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Spelling

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Kies de juiste vorm
A
Hulp Officier van Justitie
B
hulpofficier van justitie
C
Hulpofficier van Justitie

Slide 3 - Quiz

Kleine letters, zie schrijfwijzer politie
Kies de juiste vorm
A
wet wapens en munitie
B
Wet Wapens en Munitie
C
Wet wapens en munitie

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Redenen van wetenschap

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De automobilist stopt de auto en stapt uit.
A
Ik zag dat de automobilist uitstapte, nadat hij de auto had gestopt.
B
Ik zag dat de automobilist stopte, waarna hij uitstapte.
C
Ik zag dat de automobilist de auto stopte en dat hij uitstapte.
D
Ik zag dat de automobilist, die de auto gestopt had, uitstapte.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De man sluit het hek.
A
Ik zag dat de man het hek zou gaan sluiten.
B
Ik zag dat de man het hek sloot.
C
Ik zag dat de man het hek had gesloten.
D
Ik zag dat de man het hek wilde sluiten.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Het verkeersbord is omver gereden
A
Ik zag dat het verkeersbord omver was gereden.
B
Ik constateerde dat het verkeersbord op de grond lag en dat het verbogen was.
C
Het verkeersbord was omver gereden.
D
Ik zag dat het verkeersbord op de grond lag en dat het verbogen was.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke vraag roept deze zin op met betrekking tot de redenen van wetenschap?
Ik zag dat zij het voorwerp met haar rechterhand wilde pakken

Slide 9 - Open question

Wilde kun je niet zien en dus niet met de redenen van wetenschap beschrijven.
Werkwoordstijden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Neem de zin over en zet de werkwoorden in de juiste tijd:

Ik hoorde haar zeggen dat ze omstreeks 11.50 uur thuis is gekomen.

Slide 11 - Open question

Juiste antwoord:
Ik hoorde dat ze zei dat ze omstreeks 11.50 uur thuiskwam.
Neem de zin over en zet de werkwoorden in de juiste tijd:

Ik zie dat hij een identiteitsbewijs in zijn handen neemt en dit aan mij toont

Slide 12 - Open question

Ik zag dat hij een identiteitsbewijs in zijn handen nam en dit aan mij toonde.
Pv getuigenverhoor

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat weten jullie al van het getuigenverhoor?

Slide 14 - Mind map

Bijvoorbeeld:
Monoloog en vraag-antwoordvorm.
Objectief
Vooraf - houding van de verhoorder
  • Een neutrale houding met als uitgangspunt ‘informatie vergaren’ blijkt meer betrouwbare informatie op te kunnen leveren voor een opsporingsonderzoek.
  • Dit geldt in de praktijk ook voor interviews met vermeende moordenaars, zedendelinquenten en terroristen. 
  • Mensen zijn doorgaans nu eenmaal eerder geneigd informatie te geven als ze merken dat de politieambtenaar open en transparant is.
  • Bron: Shepherd (1993); Shepherd & Griffiths (2013); Abbe & Brandon (2014); Van Amelsvoort e.a. (2015).


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Pv getuigenverhoor kan in twee varianten
  • Monoloog
  • Vraag-antwoordvorm

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Monoloog
  • Net als aangifte: het gehele verhaal wordt verteld vanuit de getuige.
  • Voordeel: kort en zakelijk, lijkt op aangifte
  • Nadeel: het is niet duidelijk wat de verbalisant aan informatie heeft ‘weggegeven’
  • Wel gebruikelijk bij VVC-zaken.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Vraag-antwoord
  • Wordt vooral gebruikt bij het verhoor verdachte, maar kan ook gebruikt worden voor de getuige.
  • Voordeel: duidelijk wat je gevraagd hebt.
  • Nadeel: bewerkelijker en daardoor alleen gebruikt voor grotere zaken.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Getuigenverhoor
  • De eerste vraag is heel breed: Wat kunt u vertellen over….?
  • Deze vraag is een uitnodiging om de getuige eerst spontaan te laten verklaren wat hij/zij heeft gezien.



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Getuigenverhoor
  • Aan het eind van de ‘spontane verklaring’ controlevragen stellen of doorvragen op redenen van wetenschap.
  • Niet alleen vermelden ‘ik zag’ of ‘ik hoorde’ maar ook vermelden hoe de getuige het heeft kunnen zien of horen


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Denk daarbij aan:
  • afstand;
  • weersomstandigheden;
  • licht/donker;
  • brildragend;
  • gesteldheid (‘s nachts meteen wakker? Na het stappen nog nuchter?);
  • relatie tussen de getuige en de eventuele dader.
Let op: 
  • met redenen van wetenschap;
  • met feiten; adequaat (het mag geen vragen oproepen).




Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Controleer de kennis van de getuige
  • Bijvoorbeeld:
  • Hoe weet de getuige dat het omstreeks 22.00 uur was?
  • Hoe weet de getuige dat het om een Ford Focus ging?
  • Hoe weet de getuige dat het om een Pool ging?


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Eindig met een algemene vraag
  • Is er verder nog iets wat u aan uw verklaring wilt toevoegen?

Soms verklaren getuigen dit niet uit zichzelf omdat ze denken dat ze alleen antwoord moeten geven op jouw vragen, maar hebben ze nog wel aanvullende informatie.



Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Getuigenverhoor
  • Beschrijf de ‘relatie’ tussen de getuige en de verdachte.
  1. Onbekende
  2. Bekende van de aangever
  3. Bekende van de verdachte

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Getuigenverhoor
  • Blijf zo dicht mogelijk bij de woorden van de getuige, maar:
  • neem niet zijn of haar taalfouten over (me moeder…)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions