Les 14 hv3

Voorkennis ophalen
Grammatica: passé composé met hulpwerkwoorden ‘avoir’ en ‘être’ bij  regelmatige werkwoorden op –er, -ir en –re en bij onregelmatige werkwoorden: avoir en être
1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransEnseignement Secondaire

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Voorkennis ophalen
Grammatica: passé composé met hulpwerkwoorden ‘avoir’ en ‘être’ bij  regelmatige werkwoorden op –er, -ir en –re en bij onregelmatige werkwoorden: avoir en être

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
-Gesprek voeren over het kopen van een cadeau. Weten hoe je de letters -d, -t en -s aan het eind van een woord uitspreekt. 
-Franse cultuur: ontdekken wat je in Strasbourg kunt doen.





Slide 2 - Slide

Programme
  • Nakijken: bron I:  ex. 22 t/m 26
  • Faire: bron J: 33 t/m 35
  • Faire: Tâche Parl t/m er
  • Devoirs: Francofolies: 36, 37

Slide 3 - Slide

Corriger
bron I: 22 t/m 26


Vragen?
Als je iets niet snapt, dan vraag je voor uitleg.
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Faire: ex. 27 t/m 32

Slide 5 - Slide

regelmatige werkwoorden
-er   wordt   -é 
-ir wordt -i
-re wordt -u

Slide 6 - Slide

  • Faire: exercices passé composé

  • Apprendre: regelmatige werkwoorden (-er, -ir, -re) in de passé composé

  • Herhalen: regelmatige werkwoorden (-er, -ir, -re) in de présent

Slide 7 - Slide

bron J: 33 t/m 35

DOEL: Gesprek voeren over het kopen van een cadeau. Weten hoe je de letters -d, -t en -s aan het eind van een woord uitspreekt. 
Klaar?  Leren bronnen IJ
timer
10:00

Slide 8 - Slide

DOEL:
Franse cultuur: ontdekken wat je in Strasbourg kunt doen.


Tâche Parler
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp

Slide 10 - Slide

Het meewerkend Voorwerp
Lesdoelen:
  • Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
  • Ik kan het meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
  • Ik kan het persoonlijk voornaamwoord op de juiste plaats in de zin zetten

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Ik help hem.
Ik zie haar.
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 13 - Drag question

Tu appelles Monsieur X.
Paul donne les livres à son père.
Je vais parler à Sophie.
Paul donne les livres à son père.
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 14 - Drag question

Het lijdend / meewerkend voorwerp

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Is het p. vnw in volgende zin een onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp; je vois la fille, je la vois.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in de zin?

Slide 18 - Open question

Ontkenning + het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp

Slide 19 - Slide

Le pronom personnel comme objet indirect



Het persoonlijk vnw. als meewerkend voorwerp

Slide 20 - Slide

Le pronom personnel comme objet indirect



Het persoonlijk vnw. als meewerkend voorwerp

Slide 21 - Slide

Tu appelles Monsieur X.
Paul donne les livres à son père.
Je vais parler à Sophie.
Paul donne les livres à son père.
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 22 - Drag question

Op welke plek staat het lijdend voorwerp?

Slide 23 - Slide

Persoonlijk vnw als lijdend voorwerp
Hoe vind ik het lijdend voorwerp? 
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde 
Het lijdend voowerp kan vervangen worden door:
le --> mannelijk
la --> vrouwelijk
l' --> klinker/stomme h
les --> meervoud 
Je plaatst het persoonlijk vnw als lijdend voorwerp voor het infinitief anders voor de PV.
De ontkenning, ne/n' staat achter het onderwerp en het tweede woord van de ontkenning staat achter de PV


Slide 24 - Slide

In het Frans kun je een lijdend voorwerp vervangen door:

le/l'  (m)*

la/l' (v)*

les (mv)


*le en la veranderen in l'                als de persoonsvorm met een klinker of stomme h begint.



PLAATS  van het persvnw als Lijdend voorwerp

- Voor de persoonsvorm

- MAAR als er een heel ww in de zin staat, dan voor het hele ww.

Herhaling de ontkenning bestaat uit 2 woorden:

ne/n' (achter onderwerp)

pas (achter PV)



Wie wil samen 31 32 33 doen?




Slide 25 - Slide

Exemple:

Je donne un cadeau.
Je le donne.
Je ne le donne pas.
Je ne vais pas le donner.

Slide 26 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp

Slide 27 - Slide

EVALUATION

Slide 28 - Slide

Welk persoonlijk voornaamwoord vervangt het meewerkend voorwerp in deze zin?

Nous avons demandé à nous.
A
nous
B
lui
C
leur
D
vous

Slide 29 - Quiz

het meewerkend voorwerp
Tu as répondu aux copains?
A
Je leurs ai répondu par courriel.
B
je leur ai répondu par courriel.

Slide 30 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
"Je donne les devoirs aux étudiants de français"
A
les devoirs
B
étudiants
C
aux étudiants
D
aux étudiants de français

Slide 31 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

Mon père donne un vélo à mon frère.
A
mon père
B
donne
C
un vélo
D
à mon frère

Slide 32 - Quiz

Vervang het meewerkend voorwerp:
Elle parle à ses collègues.
A
Elle le parle
B
Elle lui parle
C
Elle les parle
D
Elle leur parle

Slide 33 - Quiz

Vervang het meewerkend voorwerp:
Vous envoyez un mail au directeur.
A
Vous l'envoyez un mail.
B
Vous lui envoyez un mail.
C
Vous les envoyez un mail.
D
Vous leur envoyez un mail.

Slide 34 - Quiz

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in de zin?

Slide 35 - Open question

huiswerk
Maakwerk: Francofolies: 36, 37

Leerwerk: Vocabulaire ABEFH, Phrases-clés DJ en Grammaire CGI. Gebruik Slim stampen of Quizlet

Slide 36 - Slide