Mr. Bean gaat zwemmen + Mr. Bean schildert de woonkamer

BEKIJK het eerste fragment.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Hoger onderwijs

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

BEKIJK het eerste fragment.

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

WELKE zin past bij de foto?
A
Mr. Bean verliest zijn bikini.
B
Mr. Bean verliest zijn badpak.
C
Mr. Bean verliest zijn onderbroek.
D
Mr. Bean verliest zijn zwembroek.

Slide 3 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Mr.Bean is blij.
B
Mr.Bean is bang.
C
Mr.Bean is boos.
D
Mr.Bean is verlegen.

Slide 4 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Hij staat boven op de springplank.
B
Hij gaat naar de kleine glijbaan.
C
Hij verstopt zich in het water.
D
Hij verstopt zich achter een muur.

Slide 5 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Hij valt in het water.
B
Hij verliest zijn zwembroek.
C
Hij ziet de springplank.
D
Hij zit op de kleine glijbaan.

Slide 6 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Mr.Bean is blij.
B
Mr.Bean is bang.
C
Mr.Bean is boos.
D
Mr.Bean is verlegen.

Slide 7 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Mr. Bean verliest zijn bikini.
B
Mr. Bean verliest zijn badpak.
C
Mr. Bean verliest zijn onderbroek.
D
Mr. Bean verliest zijn zwembroek.

Slide 8 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Hij staat boven op de springplank.
B
Hij gaat naar de kleine glijbaan.
C
Hij verstopt zich in het water.
D
Hij verstopt zich achter een muur.

Slide 9 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Hij valt in het water.
B
Hij verliest zijn zwembroek.
C
Hij ziet de springplank.
D
Hij zit op de kleine glijbaan.

Slide 10 - Quiz

Wat heb je gezien? Vertel...

Slide 11 - Slide

QUIZ: 


BEANTWOORD de vijf vragen.

Slide 12 - Slide

WELKE zin past bij de foto?
A
Mr.Bean is blij.
B
Mr.Bean is bang.
C
Mr.Bean is boos.
D
Mr.Bean is verlegen.

Slide 13 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
De redder is bang.
B
De redder is blij.
C
De redder is boos.
D
De redder is verlegen.

Slide 14 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Mr. Bean verliest zijn bikini.
B
Mr. Bean verliest zijn badpak.
C
Mr. Bean verliest zijn onderbroek.
D
Mr. Bean verliest zijn zwembroek.

Slide 15 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Hij staat boven op de springplank.
B
Hij gaat naar de kleine glijbaan.
C
Hij verstopt zich in het water.
D
Hij verstopt zich achter een muur.

Slide 16 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Hij valt in het water.
B
Hij verliest zijn zwembroek.
C
Hij ziet de springplank.
D
Hij zit op de kleine glijbaan.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

BEKIJK het tweede fragment.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Wat heb je gezien?

Slide 21 - Slide

QUIZ: 


BEANTWOORD de vijf vragen.

Slide 22 - Slide

WELKE zin past bij de foto?
A
Op de lamp is er een kring van de verfpot.
B
Op de kast is er een kring van de verfpot.
C
In de zetel is er een kring van de verfpot.
D
Op de tafel is er kring van de verfpot.

Slide 23 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
In de gang is er een voetspoor van een hond.
B
Er zijn veel witte handsporen in de gang.
C
In de woonkamer zijn er veel voetsporen.
D
Er zijn veel witte voetsporen in de gang.

Slide 24 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
Er zit een bom in de verfpot.
B
De verfborstel valt in de verfpot.
C
Er zit een cadeau in de verfpot.
D
Er zit een spelletje in de verfpot.

Slide 25 - Quiz

WELKE zin past bij de foto?
A
De buurman haalt zijn hoed in de woonkamer van Mr. Bean.
B
De buurman is boos.
C
De buurman vertrekt van het feest.
D
De buurman kan niet in de woonkamer van Mr. Bean.

Slide 26 - Quiz