Hoogfrequente woorden dag 3+4+5

Hoogfrequente woorden 

Dag 3+4+5.


Toets: maandag 15 juli 
1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoogfrequente woorden 

Dag 3+4+5.


Toets: maandag 15 juli 

Slide 1 - Slide

Deze man is ...
A
duidelijk
B
prettig
C
tevreden

Slide 2 - Quiz

Je moet even wachten.
A
Een ogenblik, alsjeblieft.
B
Een opnieuw, alsjeblieft.
C
Een pardon, alsjeblieft.

Slide 3 - Quiz

Wat betekent hetzelfde als tegenwoordig?
A
nu
B
later
C
Een ogenblik

Slide 4 - Quiz

Wat is een ander woord voor alles.
A
opnieuw
B
volledig
C
plotseling

Slide 5 - Quiz

Ik houd van veel soorten eten, ___ aardappels, wortels en broccoli.
A
zoals
B
zodat
C
meteen

Slide 6 - Quiz

Het kind wil extra geld, dus hij gaat ___ bij zijn ouders.
A
aanvaarden
B
herinneren
C
bedelen

Slide 7 - Quiz

Huh, heb ik dat gezegd? Ik kan het mij niet meer ____.
A
aanvaarden
B
herinneren
C
bedelen

Slide 8 - Quiz

Wow, dat is ___ grote auto.
A
zoveel
B
zo'n
C
opnieuw

Slide 9 - Quiz

Ik zal zijn sorry ___.
A
aanvaarden
B
herinneren
C
bedelen

Slide 10 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik eet eerst ontbijt, voordat ik naar school ga.
B
Ik ga eerst douchen, voordat ik ga sporten.

Slide 11 - Quiz

(herinneren)
Hij ____ zich zijn jeugd niet goed.

Slide 12 - Open question

(beloven)
Ik ___ dat ik elke dag naar school kom.

Slide 13 - Open question

(bedelen)
De man ____ op straat.

Slide 14 - Open question

(beloven)
Onze docent ___ dat wij morgen spellen gaan spelen.

Slide 15 - Open question

(herinneren)
Dat is lang geleden. Dat __ ik mij niet.

Slide 16 - Open question

het-woorden
de-woorden
werkwoorden
gebied
hoop
ogenblik
bedelen
aanvaarden
herinneren

Slide 17 - Drag question

Wat betekent het woord?
Leg het uit.

Slide 18 - Slide

't

Slide 19 - Slide

inderdaad

Slide 20 - Slide

(zich) verontschuldigen

Slide 21 - Slide

pardon

Slide 22 - Slide