Hoogfrequente woorden dag 1 + 2 herhalen

Hoogfrequente woorden dag 1 + 2 herhalen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoogfrequente woorden dag 1 + 2 herhalen

Slide 1 - Slide

Wat is dit?
A
de woning
B
de jeugd
C
waarom
D
het lawaai

Slide 2 - Quiz

Wat is dit?
A
prettig
B
durven
C
het lawaai
D
het verdriet

Slide 3 - Quiz

Wat is dit?
A
laaiend
B
het lawaai
C
zwijgen
D
zoveel

Slide 4 - Quiz

Wat is dit?
A
de jeugd
B
vervelend
C
zwijgen
D
dezelfde

Slide 5 - Quiz

Als iemand gaat slapen, dan zeg ik:
A
prettig!
B
wel slapen!
C
welterusten!
D
Waarom?

Slide 6 - Quiz

Als iemand jou heeft geholpen, dan ___
A
durf je hem.
B
zwijg je tegen hem.
C
zeg je: 'wat vervelend'.
D
bedankt je hem.

Slide 7 - Quiz

Als je bang bent om te vliegen, dan ___
A
durf je niet te vliegen.
B
durf je te vliegen.
C
zwijg je over vliegen.
D
bedankt je het vliegen.

Slide 8 - Quiz

Wat kan je eten?
A
het lawaai
B
de jeugd
C
de aardappel
D
allebei

Slide 9 - Quiz

Wat grappig, wij hebben ____ schoenen aan.
A
dezelfde
B
zodat
C
prettig
D
zoveel

Slide 10 - Quiz

Ik ga naar school, ___ ik veel kan leren.
A
dezelfde
B
zodat
C
prettig
D
zoveel

Slide 11 - Quiz

Ik begrijp het niet. Ik heb ___ vragen.
A
dezelfde
B
zodat
C
prettig
D
zoveel

Slide 12 - Quiz

Ik vind het heel ___ in Nederland. Ik woon er fijn.
A
dezelfde
B
zodat
C
prettig
D
zoveel

Slide 13 - Quiz

Werkwoorden
durven
zwijgen
bedanken


Slide 14 - Slide

De docent zegt dat wij moeten ___. De toets is begonnen.
A
durven
B
zwijgen
C
bedanken

Slide 15 - Quiz

Ik wil mijn mentor graag ___, want hij helpt mij vaak.
A
durven
B
zwijgen
C
bedanken

Slide 16 - Quiz

Wij zijn bang voor hoogtes. Wij ___ niet om over deze hoge brug te lopen.
A
durven
B
zwijgen
C
bedanken

Slide 17 - Quiz

durven
Ik ___
A
durf
B
durv

Slide 18 - Quiz

durven
hij ___
A
durf
B
durv
C
durft
D
durvt

Slide 19 - Quiz

bedanken
het meisje ___
A
bedank
B
bedanket
C
bedankt

Slide 20 - Quiz

bedanken
wij ___
A
bedanken
B
bedankten
C
bedankt
D
bedank

Slide 21 - Quiz

zwijgen
de klas _____
A
zwijgen
B
zwijget
C
zwijg
D
zwijgt

Slide 22 - Quiz

zwijgen
de jongen ___
A
zwijgen
B
zwijget
C
zwijg
D
zwijgt

Slide 23 - Quiz

durven
Hij ____ niet van de glijbaan.

Slide 24 - Open question

zwijgen
Wij mogen niet praten, dus wij ___.

Slide 25 - Open question

bedanken
Ik ben erg blij, dus ik ___ mijn moeder voor het cadeau.

Slide 26 - Open question

zwijgen
Ik wil dat jij ____ over dat probleem.

Slide 27 - Open question

durven
Dat ___ ik echt niet!

Slide 28 - Open question

bedanken
Wij zijn erg blij met zijn hulp, dus wij ___ hem.

Slide 29 - Open question

Uitleggen
Kan jij de woorden uitleggen?

Slide 30 - Slide

prettig

Slide 31 - Slide

allebei

Slide 32 - Slide

de woning

Slide 33 - Slide

waarom

Slide 34 - Slide