Welke zinnen zijn goed en niet goed? Verbeter de foute zinnen.
1. Een aantal leerlingen had niet geleerd voor het proefwerk van gisteren.
2. Een klein deel van de renners haalde de finish niet.
3. Een aantal meiden maakte zich op voor de spiegel.
4. Vroeger werd softdrugs illegaal verkocht.
5. De politie hielden de jongens aan.
6. Harddrugs zijn gevaarlijk voor je.
Een kudde olifanten tetteren door de woestijn.
Een groep basisschoolkinderen zingt een mooi liedje.
De Verenigde Staten hielp Nederland in de oorlog.