Congruentie

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

DOEL
- je kunt congruentiefoueten (incongruentie) herkennen en verbeteren
- je weet wat congruentie betekent
- je weet wat incongruentie betekent

Slide 2 - Slide

CONGRUENTIE

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn. 

Dus als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn. En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. 

Als het onderwerp en de persoonsvorm gelijk zijn, noemen we het congruentie.

Slide 3 - Slide

Voorbeelden
· Nesrin houdt van chocolade.
· Nesrin en Amara houden van chocolade.

Niet altijd logisch:
· De hele klas liep boos naar buiten. Het is één klas, dus enkelvoud.
· De politie heeft de dief gearresteerd. Politie is enkelvoud.

Slide 4 - Slide

CONGRUENTIEFOUTEN

We noemen dit ook wel INCONGRUENTIE.


Incongruentie betekent niet gelijk of niet passend.

Dat wil zeggen dat het getal (ev/mv) van het onderwerp en de persoonsvorm niet gelijk zijn.

Dit komt vaak voor bij onderwerpen die voor ons gevoel meervoud zijn.


Slide 5 - Slide

Bekijk het filmpje!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 8 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 9 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 10 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp in:

Illegale drugs
A
drugs
B
illegale

Slide 12 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Drugs wordt veel verkocht.
B
Drugs worden veel verkocht.

Slide 13 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

drie pakken rijst
A
drie
B
pakken
C
rijst

Slide 14 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer

Slide 15 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

De Verenigde Staten
A
De
B
Verenigde
C
Staten

Slide 16 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De Verenigde Staten hielp Nederland in de oorlog.
B
De Verenigde Staten hielpen Nederland in de oorlog.

Slide 17 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen

Slide 18 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 19 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de meeste musea
A
de
B
meeste
C
musea

Slide 20 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.

Slide 21 - Quiz

GELEERD?
- je kunt congruentiefoueten (incongruentie) herkennen en verbeteren
- je weet wat congruentie betekent
- je weet wat incongruentie betekent

Slide 22 - Slide

Welke zinnen zijn goed en niet goed? Verbeter de foute zinnen.
1. Een aantal leerlingen had niet geleerd voor het proefwerk van gisteren.
2. Een klein deel van de renners haalde de finish niet.
3. Een aantal meiden maakte zich op voor de spiegel.
4. Vroeger werd softdrugs illegaal verkocht.
5. De politie hielden de jongens aan.
6. Harddrugs zijn gevaarlijk voor je.

Een kudde olifanten tetteren door de woestijn.
Een groep basisschoolkinderen zingt een mooi liedje.
De Verenigde Staten hielp Nederland in de oorlog.

Slide 23 - Slide

Welke zinnen zijn goed en niet goed? Verbeter de foute zinnen.
7. Van de meeste leerlingen wordt veel verwacht.
8. Een kudde olifanten tetteren door de woestijn.
9. Een groep basisschoolkinderen zingt een mooi liedje.
10. De Verenigde Staten zijn goed in evenementen organiseren. 

Slide 24 - Slide