Aanhalingstekens

Leestekens
1 / 18
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leestekens

Slide 1 - Slide

We kunnen aangeven waar de aanhalingstekens in een zin geplaatst moeten worden.

Juf zei: "We gaan nu starten met de les."

Slide 2 - Slide

Leestekens belangrijk?
De scheidsrechter floot voor een overtreding Hij liep op de speler af die de overtreding maakte en gaf hem een gele kaart De speler werd boos en zei Man dat was helemaal geen overtreding Jawel je tackelde je tegenstander van achteren en je miste de bal volledig De geblesseerde speler zei huilend Au au au ik kan niet meer lopen, die gele kaart heb je echt wel verdiend

Slide 3 - Slide

Leestekens belangrijk!
De scheidsrechter floot voor een overtreding. Hij liep op de speler af die de overtreding maakte en gaf hem een gele kaart. De speler werd boos en zei: 'Man, dat was helemaal geen overtreding.' 'Jawel, je tackelde je tegenstander van achteren en je miste de bal volledig.' De geblesseerde speler zei huilend:  'Au, au, au ik kan niet meer lopen, die gele kaart heb je echt wel verdiend.'

Slide 4 - Slide

Wat moeten we straks kunnen?
Waarom is dat belangrijk?

Slide 5 - Slide

Welke leestekens kennen we al?

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
4 vormen bij citaten
1. Sofie zei: "Ik woon hier."
2. "Ik woon hier", zei Sofie.
3. "Hier", zei Sofie, "woon ik."
4. Er staat 'Verboden toegang' op dat bordje. 

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
Bij een zelfbedacht woord.
'Kletscafé'
'Weetwoorden'
'Minemi'

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
Bij een titel
Het boek heet 'De groene smurf'.

Slide 9 - Slide

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
Bij sarcasme
De snelheidsovertreder werd 'liefdevol' op de bon geslingerd.
Ik kreeg het 'geweldige' cijfer 5 voor mijn spreekbeurt. 
De man was erg 'blij' met de bekeuring die hij kreeg. 

Slide 10 - Slide

De juf zei: "Jullie hebben goed meegedaan.
A
Achter 'meegedaan'
B
Achter 'goed'
C
Achter de punt
D
Deze zin is al goed

Slide 11 - Quiz

De leerling ging enthousiast aan de slag met zijn strafwerk.
A
Om het woord 'leerling'
B
Om het woord 'slag'
C
Om het woord 'enthousiast'
D
Om het woord 'strafwerk'

Slide 12 - Quiz

"Nu is het tijd om te oefenen, zei juf.
A
Na 'zei'
B
Na 'tijd'
C
Na 'oefenen'
D
Na de komma

Slide 13 - Quiz

De juf vroeg: "Wie heeft er lolbroek op dit briefje geschreven?"
A
Hier hoeven geen aanhalingstekens bij
B
Om het woord 'briefje'
C
Na het woord 'lolbroek'
D
Om het woord 'lolbroek'

Slide 14 - Quiz

"Als we hier mee klaar zijn, zei de juf "dan gaan we eten."
A
Achter 'klaar'
B
Achter 'zijn'
C
Achter de komma
D
Hier hoeven geen aanhalingstekens meer

Slide 15 - Quiz

Doel van de les was
We kunnen aangeven waar de aanhalingstekens in een zin geplaatst moeten worden.

Slide 16 - Slide

De juf zei: Jullie hebben goed gewerkt.

Slide 17 - Open question

Wie van jullie kan nu aangeven waar de aanhalingstekens geplaatst moeten worden? (Ja, nee of een beetje lastig)

Slide 18 - Open question