Les 6 Begrijpend lezen V1/G1: tussenkopjes en deelonderwerpen
Les 6 Begrijpend lezen V1/G1
Terugblik: alinea's herkennen + (deel)onderwerp
Tussenkopjes
Verwijswoorden
Aan de slag! (samen in LessonUp)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Les 6 Begrijpend lezen V1/G1
Terugblik: alinea's herkennen + (deel)onderwerp
Tussenkopjes
Verwijswoorden
Aan de slag! (samen in LessonUp)
Slide 1 - Slide
Vorige les heb je...
...herhaald hoe je een alinea kunt herkennen. ...herhaald wat een (deel)onderwerp is.
Slide 2 - Slide
Deze les ga je leren...
...wat een tussenkopje is.
...wat verwijswoorden zijn.
Slide 3 - Slide
1. Wat zijn in deze tekst de tussenkopjes?
2. Wat is de functie van een tussenkopje?
3. Hoe bedenk je een tussenkopje?
Slide 4 - Slide
1. Bedenk een tussenkopje bij alinea 2.
2. Bedenk een tussenkopje bij alinea 3.
Slide 5 - Slide
1. Bedenk een tussenkopje bij alinea 2.
Slide 6 - Open question
1. Bedenk een tussenkopje bij alinea 3.
Slide 7 - Open question
Wat is het verschil tussen een deelonderwerp en een tussenkopje?
Slide 8 - Open question
Verwijswoorden
Ik ben een sufferd en kom met een briefje van tien euro te dicht bij een brandende kaars. Het vat vlam en is even later een hoopje as.
Waar verwijst 'het' naar?
Slide 9 - Slide
Ik ben een sufferd en kom met een briefje van tien euro te dicht bij een brandende kaars. Het vat vlam en is even later een hoopje as.
Waar verwijst 'het' naar?
Slide 10 - Mind map
Verwijswoorden
Verwijswoorden staan op de plaats van andere woorden. Soms verwijzen ze naar:
een zelfstandig naamwoord
een woordgroep
complete zin(nen) of een deel van een zin.
Dit noem je ook wel het antecedent.
Meestal slaan verwijswoorden terug op eerder genoemde woorden. Soms echter wijzen ze vooruit.
Door het gebruik van verwijswoorden worden teksten minder saai.
Het woord of de woordgroep waarop zo’n verwijswoord terugslaat kun je meestal gemakkelijk vinden als je er een vraag bij bedenkt. Bij ‘Het’ (r. 2) zou dat zo kunnen: Wat vat vlam? --> een briefje van tien euro (=antecedent).
Slide 11 - Slide
Aan de slag!
Maak de oefening over verwijswoorden op de volgende slide.
Schrijf steeds precies op waar het woord naar verwijst.