7 BS 4 spieren

Thema 7
BS 4: spieren
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 7
BS 4: spieren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

lesdoelen
  • Je kunt verschillende spieren noemen en weten waar die in het lichaam zitten 
  • Je kunt de onderdelen van een spier en de functies noemen 
  • Je kunt uitleggen wat antagonisten zijn en enkele voorbeelden noemen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

lesplanning
  • Wat weten we nog? Herhaling BS 1, 2 en 3 (botten)
  • Uitleg over spieren (bouw en werking) en antagonisten
  • Kort terugblikken met een quizje/ lesdoelen gehaald?
  • werken in BVJ online, maken BS 4 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de vier soorten beenverbindingen?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Welke beenverbindingen zijn niet bewegelijk?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Door welke delen van een gewricht kunnen de botten in het gewricht soepel bewegen?
A
Alleen het gewrichtskapsel
B
Alleen het gewrichtssmeer
C
Het gewrichtskapsel en het gewrichtssmeer
D
Het gewrichtssmeer en de gewrichtsbanden

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor gewricht is dit?

A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
beengewricht
D
kraakgewricht

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat zit er om een gewricht heen om het gewricht op zijn plek te houden?
A
Gewrichtssmeer
B
Gewrichtskogel
C
Kapselbanden
D
Gewrichtskapsel

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor gewricht is dit?
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Geen van allen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding.

Wat is dit voor gewricht?
En waar in het lichaam kan je dit
gewricht vinden?

A
Scharniergewricht, vingers
B
rolgewricht, spaakbeen
C
Kogelgewricht, knie
D
Kogelgewricht, schouder

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


 In de afbeelding is een gewricht getekend.
Welk gewricht?

A
Een heupgewricht.
B
Een kniegewricht.
C
Een schoudergewricht.
D
Een enkelgewricht.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Kraakbeen weefsel
Been/bot weefsel

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Als je een bot in zoutzuur legt
A
Lost lijmstof op waardoor het makkelijk breekt
B
Lost kalkzout op waardoor het makkelijk breekt
C
Lost lijmstof op waardoor het makkelijk buigt
D
Lost kalkzout op waardoor het makkelijk buigt

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Beenweefsel of Kraakbeenweefsel?
Stevig of Buigzaam?
A
Beenweefsel. Stevig.
B
Beenweefsel. Buigzaam.
C
Kraakbeenweefsel. Stevig.
D
Kraakbeenweefsel. Buigzaam.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Beenweefsel of Kraakbeenweefsel?
Stevig of Buigzaam?
A
Beenweefsel. Stevig.
B
Beenweefsel. Buigzaam.
C
Kraakbeenweefsel. Stevig.
D
Kraakbeenweefsel. Buigzaam.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt twee typen beenderen. Welke?
A
Pijpbeenderen en kraakbeen
B
Kraakbeen & Platte beenderen
C
Platte beenderen & Been
D
Pijpbeenderen & Platte beenderen

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

wat wordt er gevormd in rood beenmerg?
A
bloedcellen
B
botweefsel
C
bloed
D
vocht

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

rood beenmerg bevindt zich in de
A
onregelmatige beenderen
B
het middenstuk van de pijpbeenderen
C
de platte beenderen
D
de koppen van de pijpbeenderen en de platte beenderen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt rood en geel beenmerg.
Het gele beenmerg is geel omdat
A
er bloed in zit
B
er witte bloedcellen in zitten
C
er vet in zit
D
alle voorgenoemde antwoorden

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Waar bevindt zich het gele beenmerg?
A
In de holte in pijpbeenderen, zoals schedel en schouderblad
B
In de holte in platte beenderen
C
pijpbeenderen, zoals dijbeen en ellepijp
D
In de holte in platte beenderen , zoals schedel en schouderblad

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van rood beenmerg?
A
Stevigheid geven
B
Bloedcellen maken
C
Vet opslaan
D
Beweging mogelijk maken

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Spieren
BS 4

Slide 25 - Slide

Hier zie je het spierstelsel.
Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren. 

Spieren zitten overal, zelfs in de ogen en de huid. Ook het hart is een spier.

Veel spieren zorgen voor beweging. 


Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Bouw van de spier:
  • Spieren bestaan uit cellen.
  • Cellen in spieren zijn spiervezels
  • een groep spiervezels vormen een spierbundel, hier omheen zit een vlies
  • Spieruiteinden zijn pezen

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Spieren bewegen maar naar één kant
Elke spier heeft een tegenovergestelde spier

Antagonistisch paar (buig & strekspier)

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Beweging mogelijk maken:
aanhechting spieren via pezen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Antagonisten 
Iedere spier heeft een antagonist.

Een spier kan namelijk zichzelf niet ontspannen: daar heeft hij zijn antagonist voor nodig!!

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Skeletspieren
Werken vaak samen: antagonisten/ antagonistisch paar


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Een spier heeft altijd een spier die tegenovergesteld werkt
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Als je een spier ontspant, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Welke spier is de sterkste spier van je lichaam?
A
Je bovenbeenspier
B
Je hartspier
C
Je tong
D
De spieren in je vingers

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Om de spier heen ligt een laag bindweefsel: de spierschede. Wat is de functie van de spierschede?
A
geeft de spier stevigheid
B
houdt de pezen op de plaats
C
geeft voeding aan de spierbundels
D
zorgt voor aanhechting van de spieren aan botten

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

lesdoelen
  • Je kunt verschillende spieren noemen en weten waar die in het lichaam zitten 
  • Je kunt de onderdelen van een spier en de functies noemen 
  • Je kunt uitleggen wat antagonisten zijn en enkele voorbeelden noemen

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Hebben we de lesdoelen behaald?
0100

Slide 39 - Poll

This item has no instructions

Feedback voor de docent :)
Tip en een top!

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

huiswerk
Maken opdrachten BS 4 in BVJ

Slide 41 - Slide

This item has no instructions