3.4 Mediterrane landbouw

1 / 26
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is geen kenmerk van het Mediterraan klimaat?
A
Warme zomers
B
Koude winters
C
Droge zomers

Slide 3 - Quiz

Wat is geen kenmerk van mediterrane landbouw
A
Planten kunnen goed tegen droogte in de zomer
B
Planten hebben irrigatie nodig
C
taaie bladeren die weinig water afgeven
D
Bladeren die veel water afgeven in de zomer

Slide 4 - Quiz

Het mediterrane klimaat
komt voor in de ....
A
boreale zone
B
subtropische zone
C
tropische zone
D
gematigde zone

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de kenmerken van een mediterraan klimaat?
A
Warme droge zomers en zachte natte winters
B
Natte zomers, droge winters
C
Warme zomers koude winters
D
Zachte zomers en zachter winters met neerslag

Slide 6 - Quiz

Welke luchtdruk overheerst in
de Mediterrane zomer?
A
Hoge luchtdruk uit de woestijn.
B
Lage luchtdruk uit het natte zeeklimaat.
C
Hoge luchtdruk uit het landklimaat.
D
Lage luchtdruk uit het tropische klimaat.

Slide 7 - Quiz

2

Slide 8 - Video

00:56
Het belangrijkste kenmerk van een A klimaat?
A
Minstens 18 graden in de koudste maand
B
Minstens 18 graden in de warmste maand
C
Minstens 10 graden in de koudste maand
D
Minstens 10 graden in de warmste maand

Slide 9 - Quiz

02:39
Het verschil tussen een C en D klimaat is
A
In een C klimaat is de koudste maand kouder dan -3
B
In een C klimaat is de koudste maand warmer dan -3
C
In een C klimaat is de warmste maand kouder dan -3
D
In een C klimaat is de warmste maand warmer dan -3

Slide 10 - Quiz

Welke classificatie van Köppen past er bij het Mediterraan klimaat?
A
BW-klimaat
B
Aw-klimaat
C
Cf-klimaat
D
Cs-klimaat

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

De waterbalans in een groot deel van het Midden-Oosten is negatief.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

De waterbalans is:
A
Hoeveel water een gebied binnenkomt.
B
De neerslag die overblijft na verdamping.
C
Hoeveel water een gebied binnenkomt en weer verlaat.
D
Hiermee kun je bepalen wat van soort rivier het is.

Slide 15 - Quiz

In een warm en droog klimaat is de waterbalans positief.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 16 - Quiz

Wat is geen onderdeel van de waterbalans?
A
Verdamping
B
Grondwater
C
Zee
D
Nuttige neerslag

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

In welk gebied is de kans op verzilting het grootst?
A
In een droog gebied met irrigatielandbouw en drainage
B
In een droog gebied met irrigatielandbouw zonder drainage.
C
In een vochtig gebied met irrigatielandbouw en drainage.
D
In een vochtig gebied met irrigatielandbouw zonder drainage.

Slide 19 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de waterproblemen in het Middellandse Zeegebied?
A
Neerslagvariabiliteit
B
Neerslagintensiteit
C
Grote regenbuien
D
Irrigatielandbouw

Slide 20 - Quiz

Een nadeel van irrigatielandbouw is
A
dat je erg afhankelijk bent van het klimaat
B
dat er een groter risico is op het mislukken van oogsten
C
dat het zeer kapitaal- en arbeidsintensief is

Slide 21 - Quiz

De landbouw in het middellandse zeegebied bestaat voornamelijk uit
A
droge akkerbouw, veeteelt en boom- en struikcultuur
B
droge akkerbouw, irrigatielandbouw en boom- en struikcultuur
C
droge akkerbouw, irrigatielandbouw en veeteelt

Slide 22 - Quiz

Een voordeel van irrigatielandbouw is
A
dat er veel kapitaal voor nodig is
B
dat er weinig kennis voor nodig is
C
dat het weinig ruimte in beslag neemt
D
dat er mee gewassen geteeld kunnen worden en dat er meer oogsten mogelijk zijn

Slide 23 - Quiz

Het mediterraanse klimaat wordt gekenmerkt door
A
warme natte zomers
B
warme droge winters
C
warme droge zomers
D
koude droge winters

Slide 24 - Quiz

wat is geen gevolg van klimaatverandering in de
mediterrane regio?
A
bosbranden
B
waterstress
C
overstromingen
D
verminderde gewassenopbrengst

Slide 25 - Quiz

Wat groeit er in de altijd groene mediterrane vegetatie?

A
Rozemarijn, lavendel, doornige struiken.
B
Kurkeiken, cactussen, palmen.
C
Graspollen, garrigue, maquis.
D
Loofbomen, naaldbomen, druiven.

Slide 26 - Quiz