- je luistert naar de boekpresentaties (en doet er één)
- je frist je kennis van grammatica woordsoorten op
Slide 3 - Slide
boekpresentaties / aanraderspraatje
Toets!
Steun en respecteer elkaar!
Slide 4 - Slide
Opfrissen kennis woordsoorten
LW
ZN
BN
PSV
BZ
Slide 5 - Slide
Het lidwoord in de zin hieronder is...
Het is een goed idee.
a. Het (duim omhoog)
b. een (duim omlaag)
Slide 6 - Slide
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Welke fouten zie je in deze zinnen?
1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?
2. Hun komen altijd te laat.
Slide 7 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord duidt een persoon of ding aan: ik, ze, jij , jou, hij, zij, het enz.
Bezittelijke voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: mijn, uw, jouw, zijn, haar enz.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Probleemgevallen
je, haar, ons, jullie en hun
WANT
ze kunnen zowel pers vnw en bezit vnw zijn
Tip: vervang het woord door hij, hem of zijn om de woordsoort te bepalen
Slide 10 - Slide
Check
Wat is het onderstreepte woord ook alweer? Kies uit: persoonlijk voornaamwoord (staan) of bezittelijk voornaamwoord (zitten)
Volgens mij wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje graag kopen.
Slide 11 - Slide
Aan de slag
Wat: maak de opdrachten van de deeltoets grammatica woordsoorten
Klaar?: Neem de toetsstof door en bedenk minimaal drie meerkeuzevragen over de toetsstof (moeten over verschillende onderdelen gaan) en mail deze naar L.de.wit@cals.nl