b2.15/2.16 & k2.16/2.17: spreken

Nederlandse les 
- Leg je spullen van Nederlands op tafel
- boek, schrift en pen
- Bespreken toets doen wij als iedereen het gedaan heeft.
Vrijdag weet je het cijfer.



1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlandse les 
- Leg je spullen van Nederlands op tafel
- boek, schrift en pen
- Bespreken toets doen wij als iedereen het gedaan heeft.
Vrijdag weet je het cijfer.



Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

HW checken

controle.


kader; blok 2, schrijven, §2.14 & 2.15, opdracht 51

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen 
  • Ik kan het publiek van een programma beschrijven;
  • Ik kan het onderwerp van een programma benoemen;
  • Ik kan het doel van een programma benoemen;
  •  Ik weet wanneer je formele of informele taal gebruikt.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

2.5: grammatica
korte terugblik
Samen een korte oefening over het zoeken van informatie op internet.


Welke afspraken hebben we in blok 1 en 2 met elkaar gemaakt waar we ons bij het schrijven aan moeten houden?

Slide 5 - Slide

1 Elke zin heeft leestekens
2 Elk zin heeft een persoonsvorm 
kijk en luisterdoelen
Zoals je verschillende soorten teksten kunt lezen, zo kun je ook kijken naar verschillende soorten programma’s. Gesproken teksten, bijvoorbeeld programma’s op televisie, hebben dezelfde tekstdoelen en -soorten als leesteksten
doel
soort 
informeren 
informerende programma's
overhalen 
aansporende programma's 
amuseren 
amuserende programma's

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

klassikaal opdracht 56 maken
Met een gesproken tekst (bv tv-programma) wil je een bepaald publiek bereiken. Dit publiek noem je de doelgroep

even oefenen met opdracht 57

Maak opdracht 58

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting
Soms moet je een samenvatting maken van een tekst of een fragment. Je maakt dan tijdens het kijken en luisteren aantekeningen. Zo doe je dat:

  1. Je schrijft het onderwerp bovenaan.
  2. Je schrijft steekwoorden op, je gebruikt geen hele zinnen.
  3. Je laat af en toe een regel leeg, dan kun je later nog iets aanvullen.
  4. Je gebruikt pijlen (→ of ↔) en schema’s (bijvoorbeeld rijtjes of een woordveld) om verbanden aan te geven.
  5. Je zorgt ervoor dat je aantekeningen leesbaar zijn.
  6. Je werkt je aantekeningen zo snel mogelijk uit, zodat je geen belangrijke zaken vergeet.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

formeel of informeel
Wat je zegt en op welke manier je iets zegt, hangt af van tegen wie je het zegt, je publiek.


Dit noem je informeel taalgebruik. Zo praat je tegen je vrienden, familie of goede bekenden.


Dit noem je formeel taalgebruik. Zo spreek je tegen onbekenden of mensen met wie je met respect om gaat. Je past je taalgebruik (woorden) dus aan.




'Hé juffie, alles kits? Lekker wezen chillen afgelopen weekend?"
' Hallo mevrouw, gaat het goed met u? Heeft u een fijn weekend gehad?" 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

formeel
informeel
- Je spreekt de ander aan met u
- Je gebruikt nette taal
- Je bent netjes en beleefd
- Je en jou zeggen mag
- Je mag vlotte taal gebruiken (spreektaal, straattaal, dialect)
- Grapjes maken mag!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
blok 2, spreken, kijken en luisteren, §2.16/2.17, opdracht 60 en 61


klaar? lezen in je leesboek
niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 60
1 formeel
2 formeel
3 informeel
4 formeel
5 informeel
6 informeel

Slide 12 - Slide

This item has no instructions