This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Je ziet hier een
A
Bb
B
B#
C
A#
D
As
Slide 1 - Quiz
Wat is een refrein?
A
Zelfde tekst,
Zelfde melodie
B
Komt een keer voor
C
Zelfde tekst, andere melodie
D
Een instrumentaal stuk
Slide 2 - Quiz
Crescendo: De muziek wordt geleidelijk aan steeds harder.
Decrescendo is het tegenovergestelde: De muziek wordt geleidelijk aan steeds zachter
Slide 3 - Slide
Accelerando betekent dat de muziek steeds sneller gaat.
Ritenuto betekent dat de muziek steeds langzamer gaat.
Slide 4 - Slide
Vorm schema
Schema om de vorm van een muziekstuk aan te geven.
Vorm geef je aan met letters:
a- a: de twee onderdelen zijn hetzelfde.
a - b: het tweede onderdeel is anders.
a - a': het tweede onderdeel is een variatie het eerste.
Slide 5 - Slide
Bijvoorbeeld:
Vader Jacob A
Vader Jacob A
Slaapt gij nog? B
Slaapt gij nog? B
Alle klokken luiden C
Alle klokken luiden C
Bim bam bom D
Bim bam bom D
Slide 6 - Slide
'Daar wordt aan de deur geklopt' kan verdeeld worden in de volgende zinnen:
Daar wordt aan de deur geklopt
Hard geklopt, zacht geklopt
Daar wordt aan de deur geklopt
Wie zou dat zijn?
Slide 7 - Slide
Hoe zou je het vormschema van 'Daar wordt aan de deur geklopt' opschrijven?
A
A B C D
B
A B A C
Slide 8 - Quiz
Wanneer een voorteken helemaal aan het begin van een muziekstuk, direct na de G-sleutel, genoteerd staat geldt het voor het hele muziekstuk. In dit geval wordt elke B een Bes.
Slide 9 - Slide
When an accidental has been written in a bar, it only lasts until the next bar.
Wanneer een voorteken direct voor een noot
opgeschreven wordt, geldt het alleen maar voor die maat.