Bedenk hoe je aantekeningen wil maken. In je schrift of op je laptop.
"Uit onderzoek blijkt dat je meer leert van het met de pen vastleggen van de behandelde stof. je wordt gedwongen om hoofd- en bijzaken te onderscheiden in eigen woorden. Ook kun je met pen en papier verbanden inzichtelijk maken door pijlen te gebruiken en je aantekeningen anders te ordenen. Daardoor leer je al terwijl je aantekeningen maakt."
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
notes
choose how you want to make notes.
Bedenk hoe je aantekeningen wil maken. In je schrift of op je laptop.
"Uit onderzoek blijkt dat je meer leert van het met de pen vastleggen van de behandelde stof. je wordt gedwongen om hoofd- en bijzaken te onderscheiden in eigen woorden. Ook kun je met pen en papier verbanden inzichtelijk maken door pijlen te gebruiken en je aantekeningen anders te ordenen. Daardoor leer je al terwijl je aantekeningen maakt."
Slide 1 - Slide
Today: Prepositions
You'll make notes of the GREEN slides.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
01:39
You're connecting ... Dallas to >
Slide 5 - Open question
01:43
You need to be ... gate 32 in four minutes.
Slide 6 - Open question
02:11
It has my passport .. it.
Slide 7 - Open question
02:56
like you're always .. the office.
Slide 8 - Open question
03:10
written .. your arm?
Slide 9 - Open question
00:31
How about we meet .. la rev .. 19.30 (1x)
Slide 10 - Open question
00:31
'at' wordt in deze zin op twee manieren gebruikt. Welke twee zijn dat? (at la rev/ at 19.30)
Slide 11 - Open question
02:04
Come on ... please
Slide 12 - Open question
used for specific times of day and holidays.
used for days of the weeks and dates
used for months, years, seasons and parts of the day
used for surfaces, public transport and roads/ streets/ rivers.
used for general places, cities/countries and things inside an area or space.
used for specific locations or particular places.
at 19:30
at la rev
come in please.
You're connecting in Dallas.
at gate 32
it has my passport in it.
written on your arm.
I told you it was in February.
We did it on Wednesday
We'll talk about it in the morning.
Slide 13 - Drag question
used for specific times of day and holidays.
used for days of the weeks and dates
used for months, years, seasons and parts of the day
used for surfaces, public transport and roads/ streets/ rivers.
used for general places, cities/countries and things inside an area or space.
used for specific locations or particular places.
AT (time)
AT (place)
ON (place)
ON (time)
IN (time)
IN (place)
Slide 14 - Drag question
in
on
at
the first of December
my first birthday
the classroom
the roof of the car
the trainstation
2020
the late evening
8 p.m.
Jeruzalem
The United States
the train
summer
January
my birthday party
Slide 15 - Drag question
on
tijd: dagen van de week en data.
plaats: oppervlaktes, openbaar vervoer, straten en rivieren
in
tijd: maanden, jaren, seizoenen en delen van een dag.
plaats: steden, landen, in een gebouw of ruimte.
at
tijd: specifieke tijd op een dag en feestdagen.
plaats: specifieke plek, niet iets algemeens.
bijvoorbeeld met een lidwoord ervoor.
Slide 16 - Slide
time: use the triangle
at = specifieke tijden/feestdagen
on = op een specifieke dag
in = heel breed, jaren, maanden, weken, etc.
Je kan dit ook gebruiken bij plaatsen. At = specifiek (naam, adres, plaats > on = minder specifieke straat > in = heel breed steden, gebieden, landen