Hoe reageert de gevraagde hoeveelheid op een prijsverandering?
Kernwoorden:
- (volkomen) prijsinelastisch
- prijselastisch
- elasticiteit en omzet
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Prijselasticiteit
Hoe reageert de gevraagde hoeveelheid op een prijsverandering?
Kernwoorden:
- (volkomen) prijsinelastisch
- prijselastisch
- elasticiteit en omzet
Slide 1 - Slide
Denk aan al je vakken. Hoeveel leuk vind je economie? 1e is meest, 10e minste
A
1-2
B
3 -4
C
5-6
D
7+
Slide 2 - Quiz
Denk aan al je vakken. Hoeveel tijd besteed je aan economie? 1e is meest, 10e minste
A
1-2
B
3 -4
C
5-6
D
7+
Slide 3 - Quiz
VRAAG
AANBOD
Leveringsbereidheid
positief verband prijs en hoeveelheid
producentengedrag
Prijs (p) en hoeveelheid(q)bewegen altijd in tegengestelde richting
Slide 4 - Drag question
Sleep de juiste getallen naar de juiste prijs & hoeveelheid.
Gegeven zijn de volgende vraag en aanbodfunctie. Sleep op basis van deze vraag en aanbodfuncties de evenwichtsprijs (P1) en evenwichtshoeveelheid (Q1). Let op: je hoeft slechts 2 antwoorden te geven.
Qv1 = -3P+45 Qa1 = 2p-5
P1
Q1
10
8
15
20
16
3
2
50
45
Slide 5 - Drag question
Tekst
Het bedrag dat je maximaal voor een product wilt betalen.
Het verband tussen de prijs van een product en de gevraagde hoeveelheid ervan.
Het verschil tussen de betalingsbereidheid en de werkelijke prijs die je je moet betalen.
Omzet
Oppervlakte driehoek =
1/2 x basis x hoogte
Betalingsbereidheid
Vraaglijn
Consumentensurplus
Verkoopprijs maal de verkochte hoeveelheid
Het totale consumentensurplus
Slide 6 - Drag question
De ...................... is de hoeveelheid producten die je verkoopt. Als je de prijs ......................... maakt, zul je meer verkopen. Als je de prijs ...................... maakt, zal je afzet dalen. Hoeveel geld je ontvangt door producten te verkopen, noem je de ......................
Afzet
Lager
omzet
hoger
Slide 7 - Drag question
Qe = 500
Pe = 2,50
Prijs in €
Hoeveelheid geraniums
Qa
Qv
Slide 8 - Drag question
Slide 9 - Slide
Berekening prijselasticiteit
De prijselasticiteit kun je als volgt berekenen:
Ev tussen 0 en -1: inelastisch
Ev kleiner dan -1: elastisch
Slide 10 - Slide
Primaire goederen of luxegoederen?
Primair goed
Luxe goed
Juwelen
Kleding
Airpods
Melk
Nagellak
Tandpasta
Smartwatch
Slide 11 - Drag question
Schematisch:
Slide 12 - Slide
Elastisch
Iets is (prijs)elastisch als de vraag sterk reageert op een verandering van de prijs (luxe goederen).
Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% dalen.
Slide 13 - Slide
Inelastisch
Iets is (prijs)inelastisch als de vraag nietsterk reageert op een verandering van de prijs (primaire goederen).
Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% dalen.
Slide 14 - Slide
Prijselasticiteit
Relatief inelastische vraag
Relatief elastische vraag
Volkomen inelastische vraag
Primaire goederen
Luxe goederen
Slide 15 - Drag question
Er is sprake van een elastisch vraag. De prijs stijgt met 2%. De vraag zal...
A
met meer
dan 2% dalen
B
met minder
dan 2% dalen
C
met meer
dan 2% stijgen
D
met minder
dan 2% stijgen
Slide 16 - Quiz
De prijs daalt met 10% en hierdoor stijgt de vraag met 20%. Hoe groot is de elasticiteit en is dit elastisch of inelastisch?
A
Ev = -2
Inelastisch
B
Ev = -2
Elastisch
C
Ev = -0,5
Inelastisch
D
Ev = -0,5
Elastisch
Slide 17 - Quiz
Ev = _____________________
procentuele verandering van de prijs
% verandering van de gevraagde hoeveelheid
Slide 18 - Drag question
De prijs stijgt met 10%. Verder is gegeven dat de elasticiteit -1 is. Met hoeveel verandert de vraag?
A
Daalt met 1%
B
Daalt met 10%
C
Stijgt met 10%
D
Dat kun je niet zeggen
Slide 19 - Quiz
De prijs stijgt met 2%. De vraag daalt met 80%. Bereken de prijselasticiteit vd vraag
A
-4
B
-23,3
C
-40
D
-55
Slide 20 - Quiz
Stel, de prijs daalt met 5%. De elasticiteit is -2. Met hoeveel verandert de vraag?
A
Stijgt met 10%
B
Stijgt met 2,5%
C
Daalt met 2,5%
D
Daalt met 10%
Slide 21 - Quiz
Bereken de prijselasticiteit van de vraag als de prijs daalt van 10 naar 8 euro en de vraag stijgt van 250 stuks naar 260 stuks.
A
Prijselasticiteit van de vraag is -0,15
B
Prijselasticiteit van de vraag is -2,2
C
Prijselasticiteit van de vraag is -0,2
D
Ik weet niet hoe ik deze opdracht moet uitrekenen.
Slide 22 - Quiz
De elasticiteit is -3. De gevraagde hoeveelheid is met 15% gestegen. Met hoeveel is de prijs gedaald?
A
3%
B
5%
C
15%
D
45%
Slide 23 - Quiz
Qv = -2P + 50 P = de prijs in euro's Qv = de gevraagde hoeveelheid in miljoenen stuks.
Door een aanbodverschuiving daalt de prijs van € 20 naar € 18.
Bereken de prijselasticiteit van de vraag.
A
-0,25
B
2,5
C
0,4
D
-4
Slide 24 - Quiz
Bij een prijs van € 15 en een vraag van 900 stuks is de prijselasticiteit van de vraag naar een product (Ev) gelijk aan -1,5. Bereken de vraag naar dit product bij een prijs van € 12 .
A
870
B
930
C
1000
D
1170
Slide 25 - Quiz
P = € 30 ; Qv = 300,000 P = € 31,50 ; Qv = 270,000 Bereken de prijselasticiteit.
A
-2,3
B
-2
C
-0,5
D
-0,2
Slide 26 - Quiz
Er is sprake van een inelastische vraag. Gegeven is verder dat de prijs daalt. Wat zal er met de vraag gebeuren?
A
De vraag zal met een groter percentage dalen dan de prijs.
B
De vraag zal met een kleiner percentage dalen dan de prijs.
C
De vraag zal met een groter percentage stijgen dan dat de prijs daalt.
D
De vraag zal met een kleiner percentage stijgen dan dat de prijs daalt.
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Slide
Prijselasticiteit via vraagfunctie
Als je een vraagfunctie hebt en er is een (prijs)verandering gegeven, kun je ook op die manier de prijselasticiteit berekenen.
Je moet dan eerst de procentuele verandering van prijs en gevraagde hoeveelheid berekenen.
Slide 29 - Slide
Voorbeeld
De volgende vraagfunctie is gegeven: qv = -10p + 500
De prijs stijgt van 10 naar 15.
Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit?
Slide 30 - Slide
Voorbeeld: uitwerking
Slide 31 - Slide
Extra oefening
De volgende vraagfunctie is gegeven: qv = -2p + 100
De prijs stijgt van 10 naar 11. Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit? Neem daarvoor eerst onderstaande tabel over en vul deze in.
Slide 32 - Slide
Extra oefening: antwoord
De volgende vraagfunctie is gegeven: qv = -2p + 100
De prijs stijgt van 10 naar 11. Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit?
Slide 33 - Slide
De elasticiteit is -0,5. De hoeveelheid is gestegen met 10%. De oude prijs was € 25. Wat is de prijs nu?
A
€ 20
B
€ 23,75
C
€ 27,50
D
€ 30
Slide 34 - Quiz
De elasticiteit is -2. De prijs daalt met 10%. De oude hoeveelheid was 20.000 Hoeveel wordt de hoeveelheid nu?
A
16.000
B
18.000
C
22.000
D
24.000
Slide 35 - Quiz
De elasticiteit is -0,2. De prijs is gedaald met 5%. De nieuwe hoeveelheid is 1000. Hoe groot was de oude hoeveelheid?
A
precies 950
B
952
C
precies 900
D
990
Slide 36 - Quiz
Qv = -50p + 1.000 De prijs stijgt van 4 naar 5 Hoe groot is de prijselasticiteit?
Slide 37 - Open question
Omzet was € 10.000 Oude prijs was € 5; prijs is gedaald met 10% Elasticiteit is -4 Hoeveel bedraagt de nieuwe omzet?