2 kgt 6.2 Lezen - leestaak

2 kgt 6.2 Lezen - leestaak
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2 kgt 6.2 Lezen - leestaak

Slide 1 - Slide

leestaak
Dit is het tweede deel van de paragraaf. Op de volgende slide kun je de hele tekst zien. Bij de vragen kun je steeds de alinea's zien die van belang zijn voor de vragen.

Slide 2 - Slide

Tekst 4(p.228/229 in je boek)
Op de volgende slide vind je de hele tekst. Je kunt op beide tekstdelen klikken om in  te zoomen. Je hebt de hele tekst alleen nodig om verkennend te lezen. Bij de vragen die dieper op de tekst ingaan, zul je alleen de alinea's zien die je nodig hebt.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Je hebt de tekst op de vorige slide bekeken. Wat is het onderwerp van de tekst, denk je?

Slide 5 - Open question

Tekst 4 (p. 228)
Lees alinea 1 tot en met 6 nauwkeurig.
Je vindt deze alinea's ook steeds bij de vragen als afbeelding waar je op kan klikken om in te zoomen.

Slide 6 - Slide



Wat is het tekstdoel van deze tekst?

A
activeren
B
informeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 7 - Quiz



In de inleiding geeft de schrijver een omschrijving van method acting. In welke zin doet hij dit?

A
"Kilo's aankomen, bokslessen volgen, nachten niet slapen..."
B
"Volgens sommige acteurs kun je een rol in een film pas goed spelen als je in de huid kruipt van je personage."
C
"Het betekent dat een acteur alle kenmerken, trekjes en gewoonten overneemt van het personage dat hij speelt."
D
"Zo wordt hij één met zijn personage."

Slide 8 - Quiz



De actrice in alinea 2 kwam dertig kilo aan. Wat was hiervan de oorzaak?

A
Ze at een paar maanden achter elkaar pizza's.
B
Ze dronk een paar maanden achter elkaar milkshakes.
C
Ze at een paar maanden achter elkaar hamburgers.
D
Ze at een paar maanden achter elkaar hamburgers en milkshakes.

Slide 9 - Quiz



Wat is de kernzin van alinea 4?

A
Zin 1: "Om een rol ... knie te krijgen."
B
Zin 2: "Dat is het ... van method acting."
C
Zin 3: "Een acteur die ... door de mand."
D
Zin 5: "Zo zijn er ... op hun rol."

Slide 10 - Quiz

Je ziet boven alinea 4 drie puntjes (...) in plaats van een deeltitel staan. Bedenk zelf een passende deeltitel voor alinea 4

Slide 11 - Open question



Welke drie onderdelen van method acting worden er in de tekst beschreven.

A
je uiterlijk veranderen
B
vaardigheden aanleren
C
één worden met je personage
D
maandenlang in de wildernis leven

Slide 12 - Quiz

Koppel het juiste voorbeeld aan een onderdeel van method acting.
je uiterlijk veranderen
vaardigheden aanleren
één worden met je personage
30 kilo aankomen
boksles nemen
in de wildernis leven
in de rolstoel blijven zitten
20 kilo afvallen
muziekinstrument leren spelen
een paar dagen in de gevangenis zitten

Slide 13 - Drag question

Verwijswoorden
Waarnaar verwijzen de woorden. (In de tekst zijn het de onderstreepte, rode woorden.)
hij (al.1)
het (al.1)
Dit (al.5)
hem (al.5)
ze (al. 5)
de acteur
een acteur
zijn collega's
method acting
zij worden één met hun personage

Slide 14 - Drag question

Tekst 4 (p. 229)
Lees alinea 7 tot en met 10 nauwkeurig.
Je vindt deze alinea's ook steeds bij de vragen als afbeelding waar je op kan klikken om in te zoomen.

Slide 15 - Slide


In alinea 8 staat een tegenstelling. Aan welk signaalwoord kun je deze tegenstelling herkennen?



A
of
B
toch
C
als

Slide 16 - Quiz


Wat zijn de twee onderdelen van de tegenstelling in alinea 8?



A
Er zijn veel method actors die een Oscar of een andere belangrijke prijs hebben gewonnen.
B
'Als ik hartverscheurend moet huilen, hou ik wel een mentholstick onder mijn ogen.'
C
Er zijn acteurs die method acting een beetje overdreven vinden.
D
'Het maakt niet uit hoe de tranen komen. Als ze je maar geloven."

Slide 17 - Quiz


Als ze je maar geloven (al.8). Wie worden in deze zin bedoeld met ze?



A
de acteurs
B
de collega's
C
de regisseurs
D
de toeschouwers, mensen die de film zien

Slide 18 - Quiz



Wat is de kernzin van alinea 9?



A
Zin 1: 'De tegenstelling ... film spelen.'
B
Zin 2: 'Een van ... instorten staat.'
C
Zin 6: 'Hoe krijg ...zijn collega.'
D
Zin 7: 'Deze antwoordde: ... te acteren.'

Slide 19 - Quiz


In alinea 9 staat een opsomming. Uit hoeveel delen bestaat deze opsomming?



A
twee
B
drie
C
vier
D
vijf

Slide 20 - Quiz


Welke (3) signaalwoorden gebruikt de schrijver voor deze opsomming?



A
ook
B
bovendien
C
echter
D
verder

Slide 21 - Quiz

Woordenschat
Wat betekenen deze woorden?
de plek waar de film is opgenomen
iets wat heel moeilijk en zwaar is
acteur die samen met een andere acteur de hoofdrollen speelt
de persoon die een acteur moet spelen
rol
filmset
beproeving
tegenspeler

Slide 22 - Drag question

De schrijver gebruikt een paar keer het woord 'overtuigend'. Welk woord in alinea 9 betekent ongeveer hetzelfde? Antwoord op de volgende slide

Slide 23 - Slide

De schrijver gebruikt een paar keer het woord 'overtuigend'. Welk woord in alinea 9 betekent ongeveer hetzelfde?

Slide 24 - Open question

Is het een feit of een mening?

Sommige acteurs hebben veel over voor hun vak.
A
feit
B
mening

Slide 25 - Quiz

Is het een feit of een mening?

Je kunt een rol pas goed spelen als je in de huid kruipt van he personage.
A
feit
B
mening

Slide 26 - Quiz

Is het een feit of een mening?

Het maakt niet uit hoe de tranen komen. Als ze je maar geloven. (al.8)
A
feit
B
mening

Slide 27 - Quiz

Toets

Slide 28 - Slide