KA 13: de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urban

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 4 Steden en Staten

Ka 13: de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

WELKOM!

1. Intro.

2. Veranderingen vanaf 1000 n.Chr; landbouw, handel en het ontstaan van steden

3. Aan het werk!

Ka 13: de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

Rond 1000 n.Chr

Rond 1000 n.Chr

Rond 1000 n.Chr

Rond 1000 n.Chr

Rond 1000 n.Chr

Rond 1000 n.Chr

Rond 1000 n.Chr

Verbeteringen in de landbouw

Rond het jaar 1000

• Drieslagstelsel
  
• IJzeren ploeg
• Hals-juk

Landbouw technieken

In de middeleeuwen werden nieuwe ontdekkingen en verbeteringen gedaan bij de landbouw: 
- nieuwe ploegen
- drieslagstelsel 
- gebruik nieuwe materialen

- meer kennis door uitwisseling

IJzeren ploeg

& hals-juk

Ontginnen

Waar ontstond een stad? 

Waarom daar?

Steeds meer handel

• Verbeteringen in de landbouw leveren meer oogst op
  
• Overschotten worden verkocht of geruild op markten 
• Geld wordt steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel
• Einde aan de aanvallen van Vikingen in West-Europa: meer veiligheid
• Handelaren komen daardoor in verschillende landen en nemen andere producten (wijn of zijde) mee.

Steden ontstaan

• Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
• Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
• Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
• Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.
• opkomst geldeconomie
  

aan het werk!

Lezen blz 44

maken opdrachten blz 45

13.1

13.2

13.3

13.4

13.5

je hebt vraag 13.1 t/m 13.5 gemaakt en nagekeken.
Dit zijn verwerkingsvragen.
Reflecteer hier op en schrijf dit hieronder op. Geef je zelf ook een cijfer tussen de 1 en de 10

13.6
(de opbouw van deze vraag, met streepjes, is typisch voor een examenvraag bij geschiedenis. Geef daarom antwoord met streepjes. (je kan de streepjes als a, b-vragen zien)

13.7

13.8
(ook weer antwoorden met streepjes)

13.9

je hebt vraag 13.6 t/m 13.9 gemaakt en nagekeken.
Dit zijn verwerkingsvragen.
Reflecteer hier op en schrijf dit hieronder op. Geef je zelf ook een cijfer tussen de 1 en de 10