This lesson contains 18 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vaardigheden toets
paragraaf 8.3 en 8.5
Slide 1 - Slide
Wat is een vaardigheden toets?
We testen niet of jullie informatie uit een tekst kunnen leren en onthouden, maar of jullie gegeven tekst kunnen toepassen in verschillende situaties.
In de toets vind je onder andere spotprenten, affiches en artikelen, maar geen vragen waarbij je het antwoord letterlijk kan opzoeken in de tekst.
Slide 2 - Slide
Wat neem je mee?
Je leerboek
een etui
Niet:
Het werkboek
Slide 3 - Slide
Wat doe je ter voorbereiding?
1. Lees paragraaf 8.3 en 8.5 door in je leerboek
2. Markeer deze pagina's eventueel zodat je deze snel vindt bij de toets
3. Neem deze lessonup door
Slide 4 - Slide
De toets:
1. Geeft per vraag aan welke paragraaf of alinea uit het leerboek je moet gebruiken.
2. Elke vraag is een bronvraag. Maak dus ook altijd gebruik van de bron om de vraag te beantwoorden.
Slide 5 - Slide
Spotprenten:
Als je een spotprent wil begrijpen, gebruik dan het volgende stappenplan:
1. Wat zie ik?
2. Over welke personen/landen gaat de tekening?
3. Over welke historische gebeurtenis/ontwikkeling gaat de tekening?
4. Wat is de mening van de tekenaar?
Met welke beeldelementen ondersteunt de tekenaar zijn mening?
Slide 6 - Slide
Spotprenten:
Als je een vraag over een spotprent beantwoord gebruik je altijd beeldelementen in je antwoord. In de vraag wordt vaak aangegeven hoeveel beeldelementen dat moeten zijn.
Schrijf het zo op:
De mening van de tekenaar is...........
op de afbeelding zie ik dat aan................en...................
Slide 7 - Slide
Tekstbronnen:
1. Lees de vraag goed en kijk goed naar de Instructiewoorden: beschrijf, verklaar, reken, geeft het verband aan tussen, enzovoort.
2. Nu de bron lezen:
Uit welke tijd komt de bron en wie is de spreker in de bron? Waarover gaat de bron?
3. En tot slot de vraag beantwoorden:
-Ik lees in de bron: “letterlijk citaat”
-Ik heb geleerd ….
-Dus ik concludeer dat... :
Slide 8 - Slide
8.3 en 8.5
Hoofdstuk 8 gaat over hoe verschillende landen gaan "dekoloniseren", oftewel hoe deze landen zelfstandig worden. In de toets gaat het over Nederlandse kolonies die gaan dekoloniseren
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
8.3 Nederlands-Indië wordt Indonesië
Nederlands-Indië was al lange tijd in Nederlandse handen. De VOC had de kolonie veroverd en had het later overgedaan aan de Nederlandse staat. De bevolking werd gedwongen om producten te produceren voor de Nederlandse markt. Begin 19e eeuw beginnen de inwoners van Nederlands-Indië zich sterkt te maken voor een eigen staat, onafhankelijk van Nederland.
Indonesië wordt geboren!
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
vwo: Pak paragraaf 8.3 erbij en maak de volgende bronvragen met behulp van de tekst:
Vraag: 37, 38, 40, 41, 42, 43, 45, 47, 49, 50, 54
Slide 13 - Slide
Havo: Pak paragraaf 8.3 erbij en maak de volgende bronvragen met behulp van de tekst:
Vraag: 29, 33, 34, 35, 36, 42, 44
Slide 14 - Slide
8.5 Suriname onafhankelijk
Suriname was van 1667 tot 1922 (met enige onderbreking) een kolonie; eerst in particulier bezit en na de Franse tijd in staatsbezit. Geleidelijk werd hierna grotere zelfstandigheid ingevoerd. Op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijk land. Op die datum werd de band met het Koninkrijk Nederland verbroken.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Vwo: Pak paragraaf 8.5 erbij en maak de volgende bronvragen met behulp van de tekst:
Vraag: 73, 74, 75, 76, 79, 80, 81, 84, 85, 86,
Slide 17 - Slide
Havo: Pak paragraaf 8.5 erbij en maak de volgende bronvragen met behulp van de tekst: