Les 8 S7 pvtt


Lesplanning
* stillezen in je leesboek
* boek van de maand
* §7 persoonsvorm tt
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.

timer
10:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Lesplanning
* stillezen in je leesboek
* boek van de maand
* §7 persoonsvorm tt
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Theorie
Pak je schrift en pen erbij; je gaat aantekeningen maken.

Slide 4 - Slide

Bij de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, ga je uit van de ik-vorm. 


Let op! de ik-vorm is niet hetzelfde als de stam!

Slide 5 - Slide

Hoe vind ik de persoonsvorm (pv) in een zin?
  • de zin vragend maken -> 1e ww = pv
  • Voorbeeld: Ik mag een ijsje. / Mag ik een ijsje?

  • zet de zin in een andere tijd -> ww dat verandert = pv
  • Voorbeeld: Hij wil naar huis. / Hij wilde naar huis.

  • verander het getal -> ww dat verandert = pv
  • Voorbeeld: Jullie gaan voetballen. / Jij gaat voetballen.

Slide 6 - Slide

Hoe vind je de ik-vorm? 
  • Je haalt van het hele werkwoord -en af. Je houdt de stam over. 
  • (hele werkwoord = infinitief)

  • Voorbeeld: werken - en = werk 
  • Voorbeeld: raden - en = rad
  • Ik rad? Nee! Ik raad

  • Soms moet je letters toevoegen of weglaten om de juiste ik-vorm te krijgen. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Vragen
Pak je laptop en log in bij LessonUp.
Hou zelf bij hoeveel van de komende vragen je goed hebt.

Heb je geen laptop bij je, dan haal je je telefoon op uit je kluisje.

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 10 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij zwaait
B
hij zwaaid

Slide 11 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij vindt
B
hij vind

Slide 12 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij onthoud
B
hij onthoudt

Slide 13 - Quiz

Wat klopt hier niet?

Slide 14 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... je dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden

Slide 15 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Ik ......(geven) het terug.
A
geef
B
geeft
C
gaf

Slide 16 - Quiz

Wat klopt hier niet?

Slide 17 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De vliegtuigen ....... op tijd.
A
land
B
lande
C
landen
D
landden

Slide 18 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 19 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.
A
bereid
B
bereidt

Slide 20 - Quiz

Hoeveel vragen had je goed?

Slide 21 - Slide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 1, 3, 4 en 5
Cursus 7 - §7 PV in TT
Hoe:
Op je laptop in de online omgeving van Nieuw Nederlands
of
In je lesboek / schrift
Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie uit je boek of schema werkwoordspelling
Tijd:
Tot het einde van deze les.
Klaar:
Oefen de andere opdrachten in de online methode of neem de theorie van de volgende paragraaf alvast door.

Slide 22 - Slide