Oefentoets erfelijkheid en evolutie 2

Proefwerk thema 3 Erfelijkheid en evolutie
Beste leerlingen, 

In het proefwerk worden soms vragen gesteld over afbeeldingen. Deze kan je allemaal vergroten. 


Veel succes!

1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Proefwerk thema 3 Erfelijkheid en evolutie
Beste leerlingen, 

In het proefwerk worden soms vragen gesteld over afbeeldingen. Deze kan je allemaal vergroten. 


Veel succes!

Slide 1 - Slide

Bij echoscopie worden chromosomen van een ongeboren kind onderzocht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.

Homozygoot wil zeggen, dat het genenpaar voor een eigenschap uit twee gelijke genen bestaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.

De kleur rood is dominant in deze kruising.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.

Bij een intermediair fenotype komen beide genen van een genenpaar even sterk tot uiting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.

De F1 is de eerste generatie nakomelingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Door mutaties en geslachtelijke voortplanting ontstaan voortdurend andere genotypen en fenotypen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

De vleugels van een sprinkhaan en de vleugels van een papagaai zijn uit dezelfde grondvorm ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Rudimentaire organen zijn onderdelen die geen functie meer hebben en nauwelijks tot ontwikkeling komen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Evolutie vindt plaats als gevolg van genetische modificatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Misdaden bestrijden en oplossen is mede mogelijk doordat elk mens zijn eigen, unieke DNA heeft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Een cavia brengt een aantal jongen ter wereld. Deze nakomelingen groeien gezond op. Na een jaar verschillen zij sterk in grootte.

Waardoor kan dit verschil in grootte worden veroorzaakt?

A
Alleen door een verschil in erfelijke eigenschappen.
B
Alleen door invloeden uit het milieu.
C
Zowel door een verschil in erfelijke eigenschappen als door invloeden uit het milieu.

Slide 12 - Quiz

Taaislijmziekte is een ernstige ziekte, die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
Clara is zwanger. Bij Clara wordt een vruchtwaterpunctie uitgevoerd. Hierbij wordt met een naald wat vruchtwater opgezogen. In het vruchtwater bevinden zich losse cellen van het embryo. Door deze cellen te onderzoeken, kan worden bepaald of het embryo genen voor taaislijmziekte heeft.

De cellen uit het vruchtwater vermeerderen zich voordat ze worden onderzocht.
Vermeerderen deze cellen zich door gewone celdeling (mitose)? En door reductiedeling (meiose)?



A
Alleen door gewone celdeling.
B
Alleen door reductiedeling.
C
Zowel door gewone celdeling als door reductiedeling.

Slide 13 - Quiz

De volgende paren willen graag een kind.
1 Mark en Anneke ‒ Anneke heeft iedere lente last van hooikoorts.
2 Jos en Marije ‒ Marije heeft tussen haar eerste en tweede kind een miskraam gehad.
3 Henk en Nashiek ‒ Henk heeft een oom die lijdt aan de ziekte van Huntington. Deze erfelijke ziekte veroorzaakt onder andere vervroegde dementie.

Welk paar doet of welke paren doen er verstandig aan een genetisch advies in te winnen?
A
Alleen paar 1.
B
Alleen paar 2.
C
Alleen paar 3.
D
De paren 1 en 2.

Slide 14 - Quiz

Soms wordt een drieling geboren. Drielingen kunnen op verschillende manieren ontstaan. In de afbeelding is een van de mogelijke ontstaanswijzen van een drieling schematisch weergegeven. Kind 3 heeft de geslachtschromosomen XX.

Is uit de geslachtschromosomen van kind 3 met zekerheid af te leiden welk geslacht de andere kinderen hebben?
A
Ja, alleen voor kind 1.
B
Ja, alleen voor kind 2.
C
Ja, zowel voor kind 1 als voor kind 2.
D
Nee, dit is niet met zekerheid af te leiden.

Slide 15 - Quiz

Atie zegt dat de ultraviolette straling in zonlicht je beschermt tegen het optreden van mutaties.
Dinar zegt dat een mutatie in één lichaamscel meestal geen gevolgen heeft.

Wie heeft (hebben) gelijk?

A
Alleen Atie heeft gelijk.
B
Alleen Dinar heeft gelijk.
C
Atie en Dinar hebben allebei gelijk.
D
Atie en Dinar hebben geen van beiden gelijk.

Slide 16 - Quiz

Yoghurt wordt gemaakt uit melk door er bepaalde soorten bacteriën aan toe te voegen. Deze bacteriën vormen stoffen die de zure smaak van yoghurt veroorzaken.
Andere bacteriën produceren het hormoon insuline. Bij deze bacteriën is het gen van de mens voor de productie van insuline ingebracht.

Is bij de productie van yoghurt sprake van genetische modificatie? En bij de productie van insuline?
A
Bij de productie van yoghurt: ja Bij de productie van insuline: ja
B
Bij de productie van yoghurt: ja Bij de productie van insuline: nee
C
Bij de productie van yoghurt: nee Bij de productie van insuline: ja
D
Bij de productie van yoghurt: nee Bij de productie van insuline: nee

Slide 17 - Quiz

Stokstaartjes zijn kleine roofdieren die leven in groepen. Binnen een groep is één vrouwtje de baas over de andere vrouwtjes. Zij is de enige die zich voortplant. Als ander vrouwtjes zich willen voortplanten, worden ze doodgebeten door het leidende vrouwtje.

Waar is dit is een voorbeeld van?
A
Van een ongunstige mutatie.
B
Van genetische modificatie.
C
Van natuurlijke selectie.

Slide 18 - Quiz

Bij de mens is het gen voor krullend haar (H) dominant over het gen voor sluik (steil) haar (h). In de afbeelding is een stamboom van een familie weergegeven. Van een aantal personen is het genotype voor de haarvorm aangegeven.

Hoe groot is de kans dat persoon 1 homozygoot is?
A
25%.
B
50%.
C
75%.
D
100%.

Slide 19 - Quiz

Bij de mens is het gen voor krullend haar (H) dominant over het gen voor sluik (steil) haar (h). In de afbeelding is een stamboom van een familie weergegeven. Van een aantal personen is het genotype voor de haarvorm aangegeven.

De personen 1 en 2 krijgen een dochtertje.
Is uit de stamboom af te leiden welke haarvorm het meisje zal hebben? Zo ja, zal het meisje krullend haar of sluik haar krijgen?


A
Ja, het meisje zal krullend haar hebben.
B
Ja, het meisje zal sluik haar hebben.
C
Nee, dat is niet uit de stamboom af te leiden.

Slide 20 - Quiz

Bij de mens is het gen voor krullend haar (H) dominant over het gen voor sluik (steil) haar (h). In afbeelding 3 is een stamboom van een familie weergegeven. Van een aantal personen is het genotype voor de haarvorm aangegeven.

Wat zijn de genotypen van de ouders van persoon 2, of is dat niet met zekerheid te zeggen?
A
Beide ouders zijn heterozygoot.
B
De ene ouder is heterozygoot en de andere ouder homozygoot.
C
Dat is niet met zekerheid te zeggen.

Slide 21 - Quiz

Zaadcellen worden geproduceerd in de teelballen van de man. Eicellen worden geproduceerd in de eierstokken van de vrouw. De eileider van de vrouw is de plaats waar zaadcel en eicel elkaar ontmoeten.
In de afbeelding zijn schematisch enkele processen weergegeven. Hierbij zijn alleen de geslachtschromosomen X en Y met letters aangegeven.

Welk proces kan of welke processen kunnen in de eileider plaatsvinden?

A
Alleen proces 2.
B
Alleen proces 3.
C
Alleen proces 1 en 2.
D
Alleen proces 1 en 3.

Slide 22 - Quiz

De begrenzing van het hoofdhaar bij het voorhoofd kan in een rechte lijn lopen of in een punt naar voren. Deze eigenschap is erfelijk bepaald.

Bij een vrouw groeit het hoofdhaar in een punt naar voren. Ze is voor deze eigenschap heterozygoot. Ze krijgt een kind van een man bij wie het hoofdhaar in een rechte lijn groeit.

Hoe groot is de kans dat het haar bij het kind in een rechte lijn groeit?

Slide 23 - Open question

Een kruising van een schaap met lange poten en een schaap met korte poten geeft schapen met lange poten en schapen met korte poten. Men gaat door met het kruisen van nakomelingen met korte poten. Zo wordt na vele jaren een grote kudde schapen verkregen met vrijwel alleen kortpotige schapen (zie afbeelding).

Hebben de kortpotige schapen die uiteindelijk ontstaan, allemaal hetzelfde genotype voor de lengte van de poten? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open question

Vreemd fossiel
Twee jaar nadat Charles Darwin met zijn evolutietheorie kwam, werd in Zuid-Duitsland een vreemd fossiel gevonden. Het dier had vleugels en veren. Daarom dachten sommige onderzoekers dat het een vogel was. Andere onderzoekers dachten dat het een reptiel was. Het dier had namelijk ook tanden en een lang staartbeen. Vogels hebben geen tanden en geen staartbeen.

Lees de tekst hierboven. Wat is een fossiel?

Slide 25 - Open question

Vreemd fossiel
Twee jaar nadat Charles Darwin met zijn evolutietheorie kwam, werd in Zuid-Duitsland een vreemd fossiel gevonden. Het dier had vleugels en veren. Daarom dachten sommige onderzoekers dat het een vogel was. Andere onderzoekers dachten dat het een reptiel was. Het dier had namelijk ook tanden en een lang staartbeen. Vogels hebben geen tanden en geen staartbeen.

Lees de tekst hierboven.
Leg uit waarom het gevonden fossiel de evolutietheorie van Darwin ondersteunt.

Slide 26 - Open question

Mensen met het syndroom van Down hebben een afwijkend aantal chromosomen. Het syndroom kan worden ontdekt door cellen van een ongeboren baby te onderzoeken.
In de afbeelding zie je een methode om cellen van een ongeboren baby weg te nemen.

Hoe heet deze methode?

Slide 27 - Open question

In de afbeelding zie je de chromosomen in een lichaamscel van iemand met het syndroom van Down.

Chromosomenpaar 23 zijn de geslachtschromosomen.
Wat is de functie van de geslachtschromosomen?

Slide 28 - Open question

Eén van de genen op chromosoom 21 is betrokken bij het omzetten van geluidsprikkels in impulsen. Impulsen zijn elektrische signalen die door de zenuwcellen lopen.

Hoe vaak komt dit gen voor in een levercel van iemand met het syndroom van Down?

Slide 29 - Open question

Lees de context ‘Maagdelijke monsters’ hieronder.
De volgende vraag gaat over deze context.

Maagdelijke monsters
Afgelopen mei legde de 7 jaar oude Flora 25 eieren in een dierentuin in Londen. Van het broedsel bleken elf eieren levensvatbaar. De verbijsterde dierenverzorgers wisten het onmiddellijk: dit was een maagdelijke geboorte. De vrouwelijke komodovaraan had namelijk geen enkel contact gehad met een mannelijke soortgenoot. Phillip Watts van de Universiteit van Liverpool bevestigde dat. Na genetisch onderzoek van drie niet uitgekomen eieren concludeerde hij dat Flora zowel de moeder als de vader was.
Naar: www.livescience.com, 24 januari 2007.

Slide 30 - Slide

Komodovaranen zijn hagedissen van bijna drie meter lang. Ze komen voor op het eiland Komodo in Indonesië. Als geslachtschromosomen hebben ze niet het X- en Y-chromosoom, maar het Z- en W-chromosoom. Een mannetje heeft twee Z-chromosomen. Vrouwtjes hebben een Z- en een W-chromosoom. Individuen met twee W-chromosomen zijn niet levensvatbaar.
Normaal gesproken worden de eicellen bevrucht door zaadcellen. Maar als er geen mannelijke partners zijn, blijven de eicellen onbevrucht. Deze onbevruchte eicellen hebben de helft van het normale aantal chromosomen. Nadat de onbevruchte eieren zijn gelegd, verdubbelt het aantal chromosomen zich. De jonge hagedissen die uit het ei kruipen, hebben daardoor het normale aantal chromosomen.

Kunnen uit de onbevruchte eicellen mannetjes ontstaan? En vrouwtjes? Licht je antwoord toe.

Slide 31 - Open question

Van een bepaalde plantensoort komen planten voor met gele bloemen en planten met witte bloemen. Het gen voor gele bloemkleur is dominant over het gen voor witte bloemkleur. De planten kunnen zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten.
In een gesloten kas stonden in 2014 alleen planten met gele bloemen. Twee jaar later staan er zowel planten met gele bloemen als planten met witte bloemen.

Kunnen er planten met witte bloemen zijn ontstaan door geslachtelijke voortplanting? En door ongeslachtelijke voortplanting? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open question

Bij sprinkhanen hebben vrouwtjes twee X-chromosomen (XX). Mannetjes hebben maar één geslachtschromosoom: het X-chromosoom. Het Y-chromosoom ontbreekt. Dit wordt weergegeven met X0.

Vul het schema op je antwoordblad in. Laat in het schema de geslachtschromosomen voor een vrouwtje en voor een mannetje zien.
Laat zien welke chromosomen een vrouwtje vormt in de geslachtscellen. Laat dit ook zien voor het mannetje.

Slide 33 - Open question

Bij sprinkhanen hebben vrouwtjes twee X-chromosomen (XX). Mannetjes hebben maar één geslachtschromosoom: het X-chromosoom. Het Y-chromosoom ontbreekt. Dit wordt weergegeven met X0.

Vul het kruisingsschema op je antwoordblad in. Laat in het schema zien welke mogelijke combinaties er zijn van geslachtschromosomen in de F1.

Slide 34 - Open question

Bij sprinkhanen hebben vrouwtjes twee X-chromosomen (XX). Mannetjes hebben maar één geslachtschromosoom: het X-chromosoom. Het Y-chromosoom ontbreekt. Dit wordt weergegeven met X0.

Wat is de verhouding mannetjes : vrouwtjes?

Slide 35 - Open question

Vul de zinnen aan.
Bij een ...(1)... komen in een lichaamscel twee ongelijke geslachtschromosomen voor. Een daarvan is het ...(2)...-chromosoom. Het andere is het ...(3)...-chromosoom.

Slide 36 - Open question