Toets 1302 Erfelijkheid en Evolutie






TOETS 1302 
Erfelijkheid en Evolutie






1 uur 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson






TOETS 1302 
Erfelijkheid en Evolutie






1 uur 

Slide 1 - Slide

Leeuwenbekje
Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.
Bewering 2 tot en met 5 gaan hierover.

Slide 2 - Slide

2. Homozygoot wil zeggen, dat het genenpaar voor een eigenschap uit twee gelijke genen bestaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

3. De kleur rood is dominant in deze kruising.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

4. Bij een intermediair fenotype komen beide genen van een genenpaar even sterk tot uiting
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

5. De F1 is de eerste generatie nakomelingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Een hond brengt een aantal jongen ter wereld. Deze nakomelingen groeien gezond op. Na een jaar verschillen zij sterk in grootte.

11. Waardoor kan dit verschil in grootte worden verklaard?

A
Alleen door een verschil in erfelijke eigenschappen.
B
Alleen door invloeden uit het milieu.
C
Zowel door een verschil in erfelijke eigenschappen als door invloeden uit het milieu.

Slide 7 - Quiz

Taaislijmziekte
Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
Clara is zwanger. 
Bij Clara wordt een vruchtwaterpunctie uitgevoerd. 
Hierbij wordt met een naald wat vruchtwater opgezogen.
 In het vruchtwater bevinden zich losse cellen van het embryo. 
Door deze cellen te onderzoeken, kan worden bepaald of het embryo genen voor taaislijmziekte heeft.
Het onderzoek bij Clara wijst uit dat de baby geen taaislijmziekte zal krijgen.  

Slide 8 - Slide

12. Welk genotype of welke genotypen kan de baby hebben?

A
Alleen RR.
B
Alleen rr.
C
Rr of rr.
D
RR of Rr.

Slide 9 - Quiz

Soms wordt een drieling geboren. Drielingen kunnen op verschillende manieren ontstaan.
In afbeelding 2 is een van de mogelijke ontstaanswijzen van een drieling schematisch weergegeven. Kind 3 heeft de geslachtschromosomen XX.

13. Is uit de geslachtschromosomen van kind 3 met zekerheid af te leiden welk geslacht de andere kinderen hebben?

A
Nee.
B
Ja, alleen voor kind 1.
C
Ja, alleen voor kind 2.
D
Ja, zowel voor kind 1 als voor kind 2.

Slide 10 - Quiz

Atie zegt dat de ultraviolette straling in zonlicht je beschermt tegen het optreden van mutaties.

Dinar zegt dat een mutatie in één lichaamscel meestal geen gevolgen heeft.

14. Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Atie heeft gelijk.
B
Alleen Dinar heeft gelijk.
C
Atie en Dinar hebben allebei gelijk.
D
Atie en Dinar hebben geen van beiden gelijk.

Slide 11 - Quiz

Yoghurt wordt gemaakt uit melk door er bepaalde soorten bacteriën aan toe te voegen. Deze bacteriën vormen stoffen die de zure smaak van yoghurt veroorzaken.
Andere bacteriën produceren het hormoon insuline. Bij deze bacteriën is het gen van de mens voor de productie van insuline ingebracht

15 .Is bij de productie van yoghurt sprake van genetische modificatie?

En bij de productie van insuline?

A
Bij de productie van yoghurt: JA Bij de productie van insuline: JA
B
Bij de productie van yoghurt: JA Bij de productie van insuline: NEE
C
Bij de productie van yoghurt: NEE Bij de productie van insuline: JA
D
Bij de productie van yoghurt: NEE Bij de productie van insuline: NEE

Slide 12 - Quiz

wanneer horen dieren tot hetzelfde soort?

Slide 13 - Open question

Iedereen in de klas heeft een ander genotype. Leg uit waardoor variatie in genotype ontstaat.

Slide 14 - Open question

Wat is het effect van ongeslachtelijke voorplanting op het genotype van een organisme?

Slide 15 - Open question

Wat is een fossiel?
A
aardlagen van verschillende jaren
B
botten van een door dier
C
rest of afdruk van een organisme dat bewaard is gebleven ingesteente
D
gesteente in lagen

Slide 16 - Quiz

18. Wat zijn de genotypen van de ouders van persoon 2, of is dat niet met zekerheid te zeggen?



A
Beide ouders zijn heterozygoot.
B
De ene ouder is heterozygoot en de andere ouder homozygoot.
C
Dat is niet met zekerheid te zeggen

Slide 17 - Quiz

Ik heb in een hok een groep fruitvliegjes. Ik wil uit deze fruitvliegjes een nieuw soort laten ontstaan. Welke stappen moet ik nemen om dit eventueel mogelijk te maken?

Slide 18 - Open question

Een mutatie in een lichaamscel verandert het genotype van alle lichaamscellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

21. Op welke manier kunnen in een populatie andere genotypen ontstaan?


A
Door aanpassing van de fenotypen.
B
Door geslachtelijke voortplanting.
C
Door verandering van het milieu.

Slide 20 - Quiz

Hoe ontstaat een fossiel?

Slide 21 - Open question

Schapen
Een kruising van een schaap met lange poten en een schaap met korte poten geeft schapen met lange poten en schapen met korte poten. Men gaat door met het kruisen van nakomelingen met korte poten. Zo wordt na vele jaren een grote kudde schapen verkregen met vrijwel alleen kortpotige schapen (zie afbeelding 10).

De vragen 27 en 28 gaan hierover.

Slide 22 - Slide

Hoeveel allelen van een gen / eigenschap zitten er in een eicel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

27. Is er bij het verkrijgen van de kudde kortpotige schapen kunstmatige selectie toegepast? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open question

Een spiercel van een komodovaraan heeft 28 chromosomen.

31. Hoeveel chromosomen komen voor in een bevruchte eicel van een komodovaraan?

Slide 25 - Open question

In Afrika komen zebrapaarden voor. Zebrapaarden zijn nakomelingen van een kruising tussen een zebra en een paard. Zebrapaarden zijn onvruchtbaar.

41. Kun je uit deze gegevens concluderen dat zebra’s en paarden tot dezelfde soort behoren? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open question

Eén van de uitgangspunten van de evolutietheorie is natuurlijke selectie.

Wat is natuurlijke selectie, probeer in je eigen woorden te omschrijven.

Slide 27 - Open question

Einde van de toets
Lever je toets in door op de inlever knop te drukken.
(Afbeelding is voorbeeld...)

Slide 28 - Slide