Weil/Denn, um/am/im, dagen/maanden

Was machen wir heute?
Am Ende dieser Stunde..:

- weet je welke lidwoorden (im, am, um) bij welke tijdsaanduidingen horen.
- ken je de dagen van de week.
- ken je de maanden.
- weet je de betekenis en functie van de woorden weil en denn.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Was machen wir heute?
Am Ende dieser Stunde..:

- weet je welke lidwoorden (im, am, um) bij welke tijdsaanduidingen horen.
- ken je de dagen van de week.
- ken je de maanden.
- weet je de betekenis en functie van de woorden weil en denn.

Slide 1 - Slide

Tijdsbepalingen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Hoe goed ken je het onderwerp 'tijdsbepalingen' al?
Ik ken alles
Ik ken niet alles maar wel veel
Ik ken het een beetje
Ik ken niks

Slide 4 - Poll

Mai
Juni
Herbst
Montag
Freitag
Viertel vor acht
halb vier
Sommer
Oktober
im
am
um

Slide 5 - Drag question

Bij de seizoenen gebruik je het woordje .....
A
im
B
an
C
am

Slide 6 - Quiz

Bij maanden gebruik je het woordje ......
A
am
B
an
C
im

Slide 7 - Quiz

Bij de dag van de week gebruik je het woordje ....
A
am
B
in
C
an

Slide 8 - Quiz

Bij een tijdstip gebruik je het woordje ....
A
am
B
um
C
in
D
an

Slide 9 - Quiz

Bij datum gebruik je het woordje
........
A
am
B
in
C
an
D
um

Slide 10 - Quiz

Bij tijdsduur van...tot gebruik je het woordje .....
A
nach bis
B
von bis

Slide 11 - Quiz

Hoe goed ken je het onderwerp 'tijdsbepalingen' nu?
Ik ken alles
Ik ken niet alles maar wel veel
Ik ken het een beetje
Ik ken niks

Slide 12 - Poll

..... Frühling
A
am
B
im
C
nach
D
an

Slide 13 - Quiz

.... Montag
A
im
B
an
C
am

Slide 14 - Quiz

..... 13:00 Uhr
A
an
B
am
C
im
D
um

Slide 15 - Quiz

Hoe goed ken je het onderwerp 'tijdsbepalingen' nu?
Ik ken alles
Ik ken niet alles maar wel veel
Ik ken het een beetje
Ik ken niks

Slide 16 - Poll

Weil oder Denn?

Slide 17 - Slide

Er geht nicht mit, weil es regnet.

weil= ....
A
omdat
B
want
C
daarom

Slide 18 - Quiz

´omdat´ betekent...
A
weil
B
dadurch
C
nämlich
D
denn

Slide 19 - Quiz

Ich mache meine Hausaufgaben, denn ich liebe Schule!
denn =
A
omdat
B
opdat
C
want
D
daarom

Slide 20 - Quiz

want =
A
want
B
denn
C
also
D
weil

Slide 21 - Quiz

Ich bleibe zu Hause, _____ ich bin krank.
A
weil
B
denn

Slide 22 - Quiz

Ich kann nicht kommen, .... ich krank bin.
A
denn
B
weil

Slide 23 - Quiz

Dagen v/d week, Maanden, Seizoenen

Slide 24 - Slide

Welke dag hoort er tussen? Sleep de juiste dag op het lijntje.
Montag
Freitag
Mittwoch
Donnerstag
Dienstag
Samstag
Sonntag
Mittwoch
Sonntag
Freitag
Samstag
Donnerstag
Montag
Dienstag
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag
Sonntag
Samstag

Slide 25 - Drag question

januari
februari
maart
april
mei
juni
juli
augustus
september
oktober
november
december
Januar
Dezember
Juli
September
März
Juni
Februar
August
April
Oktober
November
Mai

Slide 26 - Drag question

In welchem Monat hast du Geburtstag?
Antworte wie 'in maart' aber dann auf Deutsch.

Slide 27 - Mind map

…….. Frühling scheint die Sonne
A
im
B
am
C
um

Slide 28 - Quiz

der Herbst
der Frühling
der See
das Meer
der Sommer
der Winter


Slide 29 - Drag question