2H Water

H3 Water
1 / 47
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H3 Water

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Ik weet hoe de korte- en de lange waterkringloop werkt en in welke vormen water is opgeslagen.
Ik begrijp waarom veel water ongeschikt of onbereikbaar is voor de mens.
Ik kan (te) droge en (te) natte gebieden op aarde op de kaart van elkaar onderscheiden.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Op de afbeelding zie je de korte kringloop van het water. Zet de woorden in de goede volgorde. 



1.
2.
3.
4. 
regen
verdampen
wolken
afkoeling

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Hoeveel % van het zoete water is toegankelijk voor de mens?
A
1%
B
7%
C
9%
D
11%

Slide 7 - Quiz

Hoeveel % van het toegankelijke water zit in meren?
A
30%
B
39%
C
45%
D
52%

Slide 8 - Quiz

Hoeveel % van het water op de wereld is zoet?
A
2,5%
B
5%
C
7,9%
D
10,4%

Slide 9 - Quiz

Hoeveel procent van de wereldbevolking woont aan rivieren/de kust?
A
50%
B
60%
C
70%
D
80%

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Zoet water op de wereld

Slide 14 - Slide

Zoet water verdeelt over de wereld.

Slide 15 - Slide

Toegankelijk zoet water.

Slide 16 - Slide

Hoe noemen we de mix tussen zout en zoet water?
A
Sterk water
B
Brak water
C
Mix water
D
Combinatie water

Slide 17 - Quiz

Wat houdt 'Oppervlaktewater' in?
A
Water in zeeën, rivieren en meren
B
Water dat wordt opgepompt
C
Vervuild water
D
Brak water

Slide 18 - Quiz


Hoeveel procent van het aardoppervlak bestaat uit water?
A
40% water, 60% land
B
50% water, 50% land
C
60% water, 40% land
D
70% water, 30% land

Slide 19 - Quiz

Water dat in de bodem zit
A
zoet water
B
grondwater
C
oppervlakte water
D
bron

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Welke kleur op de kaart geeft een groot watertekort aan?
A
Rood
B
Oranje
C
Blauw
D
Wit/geel

Slide 22 - Quiz

Wanneer was de laatste grote overstroming in Nederland?
A
1918
B
1953
C
1976
D
1995

Slide 23 - Quiz

Welke delen waren tijdens de watersnoodramp overstroomd
A
Zeeland en Overijsel
B
Zeeland Zuid-Holland en Noord-Brabant
C
Zeeland 's -hertogenbosch, Noord-Brabant
D
Zeeland Friesland en Brabant

Slide 24 - Quiz

Watersnoodramp 1953 - Zeeland

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

3.6 Rivieren kloppen op de achterdeur van Nederland

Slide 27 - Slide

In welk jaar stond het water in de Nederlanse rivieren zo hoog dat er grote kans was op een overstroming?
A
1953
B
1993
C
1995
D
2020

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Na de bijna overstroming van 1995 zijn er maatregelen genomen. Hoe kun je die met een woord samenvatten?
A
Adaptief waterbeleid
B
Nevengeulen aanleggen
C
Rijnconferentie
D
Ruimte voor de rivier

Slide 30 - Quiz

§4.4 Soms te veel water
3.1 Water in beweging

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Waterkringloop
Het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken, neerslag (korte), rivieren en grondwater (lange), weer in terugstroomt naar zee.

Slide 33 - Slide

Korte waterkringloop

Komt het verdampte zeewater weer direct als neerslag in diezelfde zee terecht.
Lange waterkringloop

Komt regen of sneeuw op het vasteland terecht en duurt het langer voordat het in de zee komt.

Soms wel miljoenen jaren als regen een ijskap wordt.

Slide 34 - Slide

Gas
Vast
Vloeistof

Slide 35 - Drag question

In de waterkringloop is water:

1. vast (sneeuw en ijs)

2. vloeistof (regen)

3. gas (waterdamp)

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Slide

A
B
C

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Het meeste water op aarde is …………............ Voor drinkwater zijn wij aangewezen op ……………  
Vloeibaar zoet water kun je indelen in:  
1............................
2............................
Zoet water komt ook voor in vaste vorm. Water zit dan opgeslagen in:
1...............................
2...............................  
zoet water
zout water
grondwater
oppervlaktewater
gletsjer
landijs

Slide 41 - Drag question

Oppervlaktewater

Water wat je kunt zien zoals meren, rivieren en zeeën.


Grondwater

Water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en gesteente getrokken is.


Slide 42 - Slide

Weinig zoet water. Mens heeft zoet water nodig.

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Soms te veel water
Vaak ook te weinig

Slide 45 - Slide

Teveel zoet water (verspilling)
1. Veel neerslag valt in de winter als het te koud is om aan akkerbouw te doen (einde groeiseizoen).

 2. Veel neerslag valt in dun bevolkte gebieden. 
 
 3. Veel neerslag valt slechts in een korte periode. 

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Video