H5 - T6: BS2 Afweer

Afweer






 Afweer

1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Afweer






 Afweer

Slide 1 - Slide


De Taxus is super giftig. De bast is giftig, de bladeren zijn giftig, zelfs het stuifmeel is giftig. Dit is een voorbeeld van...
A
Mechanische afweer
B
Chemische afweer
C
Signaalstoffen als afweer

Slide 2 - Quiz

Van welk type afweer zien we hier een voorbeeld?
A
specifieke afweer
B
mechanisch afweer
C
humorale afweer
D
chemische afweer

Slide 3 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Deze wijze waarop een plant zich verdedigt is een voorbeeld van ....
A
chemische afweer
B
mechanische afweer

Slide 4 - Quiz

Welke stoffen zitten in je inwendig milieu?
A
glucose in je bloedplasma
B
zuurstof in je longen
C
vitamine in je dikke darm
D
zouten in je urine

Slide 5 - Quiz

Wat houdt indirecte plantenafweer in?
A
De plant maakt stoffen aan die giftig zijn voor de herbivoor
B
De plant maakt stoffen aan die vies smaken
C
De plant heeft stekels of haren
D
De plant lokt de predator van de herbivoor

Slide 6 - Quiz

Welke laag bevat pigment?

Waar beschermt pigment tegen?
A
Hoornlaag Bescherming tegen ziektes
B
Kiemlaag Bescherming tegen ziektes
C
Hoornlaag Bescherming tegen UV
D
Kiemlaag Bescherming tegen UV

Slide 7 - Quiz

vandaag

- uitleg BS 2
- herhalingsvragen
- zelfstandig aan de slag
-opdracht mindmap

Slide 8 - Slide

Verdediging in 3 linies: 
1e linie: huid, slijmvliezen maag  (aangeboren (aspecifieke) afweer)
Doel: ziekteverwekker buiten houden

2e linie: aangeboren (aspecifieke) afweer  - fagocyten 
Doel: alles wat in het lichaam zit en lichaamsvreemd is moet dood

3e linie: verworven (specifieke) afweer - lymfocyten 
Doel: aanval tegen een specifieke ziekteverwekker 

Slide 9 - Slide

mechanische en chemische barrières

Slide 10 - Slide

Verdediging in 3 linies: 
1e linie: huid, slijmvliezen maag  (aangeboren (aspecifieke) afweer)
Doel: ziekteverwekker buiten houden

2e linie: aangeboren (aspecifieke) afweer  - fagocyten 
Doel: alles wat in het lichaam zit en lichaamsvreemd is moet dood

3e linie: verworven (specifieke) afweer - lymfocyten 
Doel: aanval tegen een specifieke ziekteverwekker 

Slide 11 - Slide

2e linie: aangeboren afweer
Afweer door Fagocyten

Insluiten -->  opnemen --> afbreken

Slide 12 - Slide

Mestcellen
In contact met ziekteverwekker:

Afgifte signaalmoleculen (histamine) ->

verwijden bloedvaten en doorlaatbaarheid bloedvaten -> 

meer vocht, witte bloedcellen en roodheid (bloed)

Slide 13 - Slide

Ontstaan witte bloedcellen
3de linie verworven
2de linie aangeboren 

Slide 14 - Slide

Verdediging in 3 linies: 
1e linie: huid, slijmvliezen maag  (aangeboren (aspecifieke) afweer)
Doel: ziekteverwekker buiten houden

2e linie: aangeboren (aspecifieke) afweer  - fagocyten 
Doel: alles wat in het lichaam zit en lichaamsvreemd is moet dood

3e linie: verworven (specifieke) afweer - lymfocyten 
Doel: aanval tegen een specifieke ziekteverwekker 

Slide 15 - Slide

B-cellen

Geactiveerde B-cellen delen sterk en maken antistoffen tegen antigenen. Antistoffen zijn eiwitten.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Cirkel: niet specifieke afweer, 
             de rest specifieke afweer (B en T)
Binas 84L

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Corona
Sars

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Zijn er vragen?
Zijn er vragen?

Slide 25 - Slide

Wat is het eerste barrière van de aspecifieke afweer?
A
Een ontsteking
B
Macrofagen
C
Huid/slijmvliezen
D
Lymfocyten

Slide 26 - Quiz

Waar of niet waar?
Slijmvliezen hebben een taak bij de afweer.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Waar of niet waar?
B-cellen vormen antistoffen.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

antibiotica werkt omdat het bij bacteriën
A
de celkern kapot maakt
B
het celmembraan kapot maakt
C
de celwand kapot maakt

Slide 29 - Quiz

Antigeen of antistof?
Geheugencellen onthouden specifieke ......
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 30 - Quiz

Waar of niet waar?
T-cellen kunnen cellen afbreken.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Antibiotica werkt ook tegen corona
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Antigeen of antistof?

Als je weer beter bent van de griep, zitten er in je bloed.... tegen griep.
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 33 - Quiz

Waar of niet waar?
Macrofagen zijn T-cellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Waar of niet waar?
De activiteit van macrofagen hoort bij de specifieke afweer.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quiz

Waar of niet waar?
Slijmvliezen horen bij de niet-specifieke afweer.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quiz

Antigeen of antistof?

Als er ....... in je bloed te vinden zijn, ben je voor de ziekte seropositief.
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 37 - Quiz

De tweede linie bestaat uit fagocyten: granulocyten en macrofagen. Je beschikt vanaf funtionele fagocyten vanaf (voor) je geboorte. Daarom wordt de tweede linie ook wel de AANGEBOREN afweer genoemd.
Een andere naam die aan deze linie wordt gegeven is de ASPECIFIEKE afweer.
Welke eigenschap van fagocyten maakt ze ASPECIFIEK?
A
zowel granulocyten als fagocyten kunnen fagocyteren
B
fagocyten maken geen onderscheid in ziektekiemen. Ze fagocyteren alles wat ze tegen komen.
C
Iedereen heeft fagocyten

Slide 38 - Quiz

10. Lysozymen in traanvocht breken de celwand van bacteriën af.
Dit is...
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 39 - Quiz

Antigeen of antistof?
...... zijn specifiek gericht op één bepaalde ziekteverwekker
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 40 - Quiz

Antigeen of antistof?

De hond heeft een worminfectie. Op de buitenkant van de worm zitten..
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 41 - Quiz

Trilharen verplaatsen de bacteriën naar de keelholte. Na het doorslikken worden ze door het maagzuur gedood.
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 42 - Quiz

19 t/m 25 is af van afweer
timer
5:00

Slide 43 - Slide