Kenmer van de Nederlandse Staatsinricht

Kenmerken van de Nederlandse Staatsinrichting
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Kenmerken van de Nederlandse Staatsinrichting

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kunt u de belangrijke kenmerken van de Nederlandse staatsinrichting herkennen en beschrijven
  • Aan het einde van de les begrijpt u het verschil tussen monarchie en republiek, democratie en dictatuur, en grondwet en constitutie
  • Aan het einde van de les kunt u de scheiding tussen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht uitleggen
  • Aan het einde van de les kunt u de controlerende en wetgevende bevoegdheden van de Eerste en Tweede Kamer uitleggen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over de Nederlandse staatsinrichting?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Monarchie versus Republiek
  • Monarchie: een vorm van regering waarbij een enkele persoon regeert in de vorm van een koning of koningin
  • Republiek: een vorm van regering waarbij het land wordt beschouwd als een 'publieke zaak', en de hoofden van staat worden gekozen of benoemd

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Democratie versus Dictatuur
  • Democratie: een systeem van regering waarbij de burgers de macht hebben om te beslissen
  • Dictatuur: een vorm van regering waarbij een enkele leider of partij absolute macht heeft

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoe wordt het staatshoofd in een monarchie bepaald?
A
In een monarchie wordt het staatshoofd bepaald door erfopvolging.
B
In een monarchie wordt het staatshoofd benoemd door de regering.
C
In een monarchie wordt het staatshoofd bepaald door geboorte.
D
In een monarchie wordt het staatshoofd bepaald door verkiezing.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Grondwet versus Constitutie
  • Grondwet: het hoogste recht dat de structuur en werking van een regering definieert
  • Constitutie: een andere term voor grondwet

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Scheiding van machten
  • Wetgevende macht: maakt wetten
  • Uitvoerende macht: voert wetten uit
  • Rechterlijke macht: interpreteert en handhaaft wetten

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Rechtsstaat en onafhankelijke rechtspraak
  • Rechtsstaat: een systeem waarbij alle individuen en de overheid onderworpen zijn aan de wet
  • Onafhankelijke rechtspraak: een systeem waarbij rechters onafhankelijk van de regering beslissingen nemen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bevoegdheden van Eerste en Tweede Kamer
  • Eerste en Tweede Kamer: controlerende en wetgevende bevoegdheden
  • Rechten van budget, enquête en interpellatie

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Verkiezingen, regering, coalitiepartijen en oppositiepartijen
  • Verkiezingen: het kiezen van volksvertegenwoordigers
  • Regering: het bestuur van een land
  • Coalitiepartijen: politieke partijen die samenwerken om een regering te vormen
  • Oppositiepartijen: politieke partijen die niet deelnemen aan de regering

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Definities
  • Monarchie: een vorm van regering waarbij een enkele persoon regeert in de vorm van een koning of koningin
  • Republiek: een vorm van regering waarbij het land wordt beschouwd als een 'publieke zaak', en de hoofden van staat worden gekozen of benoemd
  • Democratie: een systeem van regering waarbij de burgers de macht hebben om te beslissen
  • Dictatuur: een vorm van regering waarbij een enkele leider of partij absolute macht heeft
  • Grondwet: het hoogste recht dat de structuur en werking van een regering definieert
  • Constitutie: een andere term voor grondwet
  • Rechtsstaat: een systeem waarbij alle individuen en de overheid onderworpen zijn aan de wet
  • Onafhankelijke rechtspraak: een systeem waarbij rechters onafhankelijk van de regering beslissingen nemen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.