This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Waarom spreken de Indiërs zo goed Engels?
A
Dat leren ze op school
B
India was vroeger een kolonie van de VS
C
India was vroeger een kolonie van Engeland
D
India ligt dichtbij Australie
Slide 2 - Quiz
Engeland pakte het bestuur in India op dezelfde manier aan als in Canada & Australië
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
De exploitatiekoloniën dienden in de 19e eeuw als
A
leverancier van goedkope land- en mijnbouwproducten
B
goedkope werkplaats voor het maken van industrieproducten
C
leverancier van goedkope land- en mijnbouwproducten en afzetmarkt voor industrieproducten
D
als nieuw overzees vestigingsgebied
Slide 4 - Quiz
2 beweringen: 1. Een megastad is een voorbeeld van een wereldstad 2. Het verstedelijkingstempo van de perifere landen ligt op dit moment hoger dan in de centrumlanden
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 is onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 is juist
Slide 5 - Quiz
Waardoor is er in India grote sociale ongelijkheid?
A
Door economische keuzes
B
Omdat het land een laag ontwikkelingspeil heeft
C
Door het kastenstelsel
D
Door het Hindoeïsme
Slide 6 - Quiz
Welke combinatie klopt NIET
A
Hoog urbanisatietempo -Groot Brittannië
B
Megastad Mumbai
C
Wereldstad Londen
D
Braindrain -Groot Brittannië
Slide 7 - Quiz
Welke transporttechnologie is wellicht de allerbelangrijkste geweest?
A
grotere schepen
B
uitvinding van de container
C
zuinigere vrachtauto's
D
snellere vliegtuigen
Slide 8 - Quiz
De relatieve afstanden dalen door de nieuwe transporttechnologie. Welke begrip past hier het beste bij?
A
absolute afstand
B
globalisering
C
tijdruimtecompressie
D
relatieve afstand
Slide 9 - Quiz
Welke drie begrippen of omschrijvingen zijn een oorzaak voor economische globalisering? A daling van de transportkosten B de ontwikkeling van de transporttechnologie C global shift D het wegvallen van handelsbarrières E ontstaan van handelsblokken F BRICS
A
C, B, F
B
E, C, A
C
E, F, D
D
A, B, D
Slide 10 - Quiz
De relatieve afstand is de afstand uitgedrukt in
A
Percentages
B
Kilometers
C
Tijd, moeite en geld
D
Verschillen
Slide 11 - Quiz
Wat is een oorzaak van Global Shift?
A
Opdeling productieketen
B
Goedkoper transport
C
Lage lonen
D
Verdwijnende handelsgrenzen
Slide 12 - Quiz
Wat hoort niet bij Global Shift
A
De toenemende macht van de triade
B
Verplaatsing van productieketens
C
China
D
De nieuwe (economische) wereldorde
Slide 13 - Quiz
Welke stelling(en) is/ zijn juist? I Door de global shift ontstaat een wereldeconomie met meerdere kerngebieden. II Global shift kan de positie van de centrumlanden in de wereldeconomie verzwakken.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist.
Slide 14 - Quiz
Culturele globalisering heeft twee effecten: homogenisering en heterogenisering.
Om welk effect gaat het bij 'lingua franca'?
A
Homogenisering
B
Heterogenisering
Slide 15 - Quiz
Onder invloed van de lingua franca worden inheemse talen versterkt.
Onder invloed van de lingua franca worden inheemse talen versterkt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Wat is de Lingua Franca van veel West-Afrikaanse landen?
A
Engels
B
Deze landen hebben geen lingua franca (nodig).
C
Swahili
D
Frans
Slide 17 - Quiz
Veel migratiestromen vanuit Syrië naar Europa zijn te verklaren vanuit de
A
Sociaal -culturele dimensie
B
Politieke dimensie
C
Economische dimensie
D
Natuurlijke dimensie
Slide 18 - Quiz
Hier zien we een voorbeeld van separatisme.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
De vorming en uitbreiding van de EU is een voorbeeld van...
A
Diffusie
B
Blokvorming
C
Regionalisme
D
Separatisme
Slide 20 - Quiz
Onderstaande uitspraak heeft te maken met globalisering. Vanuit welke dimensie wordt globalisering hier beschreven?
‘Landen rond de Pacific sluiten historisch handelsakkoord’
A
economisch
B
sociaal-cultureel
C
politiek
Slide 21 - Quiz
Welke Amerikaanse stad is de motor van de Amerikanisering?
A
New York
B
Chicago
C
Washington
D
Los Angeles
Slide 22 - Quiz
Lees de onderstaande zinnen en geef bij elke zin aan of deze juist of onjuist is. Uitspraak 1: De regionale identiteit is in Nederland het sterkst in grensregio’s Uitspraak 2: Het zuidoosten van Nederland onderscheidt zich cultureel van het noordwesten door de Rooms-Katholieke godsdienst.
A
Beide uitspraken zijn juist.
B
Alleen uitspraak I is juist.
C
Alleen uitspraak II is juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.
Slide 23 - Quiz
Wat is géén gevolg van het opdelen van de productieketen?
A
Afname regionale ongelijkheid
B
energie-uitstoot
C
milieuvervuiling
D
uitputting grondstoffen
Slide 24 - Quiz
Buitenlandse bedrijven verplaatsen steeds complexere taken naar India. Taken zoals callcenters gaan van India naar landen als de Filipijnen. Welke twee uitspraken geven een verklaring voor deze uitschuiving en doorschuiving?
A
De Filipijnse bevolking heeft gemiddeld een hoger opleidingsniveau dan de Indiase
B
De Indiase bevolking heeft gemiddeld een hoger opleidingsniveau dan de Filipijnse
C
De lonen in de Filipijnen liggen gemiddeld lager dan in India
D
De lonen in India liggen gemiddeld lager dan in de Filipijnen
Slide 25 - Quiz
Hoe heet het beschreven fenomeen (de productie weer in NL laten uitvoeren), dat ontstaat nu het vervoer vanuit China moeilijker wordt?