Hoofdzin + hoofdzin: Want, maar, en, of, dus
Ik moet thuisblijven, maar mijn zusje mag wel naar buiten.
Hoofdzin + bijzin: Omdat, toen, sinds, dat, zoals, zodra...
Zaterdag gaan we lekker fietsen, zoals we dat vorige week ook deden.
Bijzin + hoofdzin: Omdat, toen, sinds, dat, zoals, zodra...
Zodra hij klaar is met werken, komt hij.