B3B Les Engels 23-3-2022 Herhalen Present Simple - Continuous

Juiste starthouding in de lessen
Ik heb mijn laptop/boeken op tafel
Mijn tas staat op de grond
Mijn jas is uit en hangt over de stoel
Mijn telefoon + oortjes heb ik in mijn jas/tas/broek


1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Juiste starthouding in de lessen
Ik heb mijn laptop/boeken op tafel
Mijn tas staat op de grond
Mijn jas is uit en hangt over de stoel
Mijn telefoon + oortjes heb ik in mijn jas/tas/broek


Slide 1 - Slide

Today's goals
Herhalen van
- Present Simple
- Present Continuous

Slide 2 - Slide

Present Simple
Tegenwoordige tijd
Alleen bij she/he/it krijgt het werkwoord een –s uitgang. Bij de andere vormen/personen doe je niets.

He talks too much
We talk too much



Slide 3 - Slide

Wanneer gebruiken?
Bij feiten, gewoonten, regelmatigheden


She sleeps at night
They always talk on the phone
It is never cold in July
We always wear a seatbelt in the car



Slide 4 - Slide

Present Continuous
Duurvorm tegenwoordige tijd: Am/are/is + ww+ing
Am bij I
Are bij you/we/they
Is bij she/he/it

I am cleaning my house
She is walking on the street



Slide 5 - Slide

Wanneer gebruiken?
Bij dingen die NU gebeuren of als iets je irriteert.

She is shouting at me
We are driving so fast
He is playing a game right now




Slide 6 - Slide

Vul de juiste vorm in: Peter can’t come to the phone. He has / is having a bath right now.
A
has
B
is having

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm in: He makes / is making his bed every day.
A
makes
B
is making

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm in: Carl is in bed. He sleeps / is sleeping.
A
sleeps
B
is sleeping

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm in: We often (a) __________ (to watch) TV on Saturday nights. This evening, however, we (b) __________ (to have) a party.
A
watch - watch
B
is watching - is watching
C
watch - are watching
D
are watching - watch

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm in: My father (a) __________ (to work) as a bus driver. Today he (b) __________ (to drive) a group of students to Paris.
A
is working - is driving
B
works - is driving
C
works - drives
D
is working - drives

Slide 11 - Quiz