In Aktion les 1

Kapitel 6 In Aktion

1 / 22

Slide 1: Slide

DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Lesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Kapitel 6 In Aktion

Slide 1 - Slide

Wat denken jullie, waar gaat het nieuwe hoofdstuk over!

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?

Sehen

Aufgaben machen
Wortschatz

Wiederholung regelmatige werkwoorden

Slide 3 - Slide

Ziel

Je kunt eenvoudige feitelijke informatie (en korte uitleg) begrijpen.
Je kent de betekenis van de woorden van de lernliste Sehen.

Slide 4 - Slide

Sehen Seite 86 Aufgabe 1

Lebensretter
Lees de titel en het bijschrift.
Vraag: Wat zou de Deutschen Lebens-Rettungs-Gesellschaft (DLRG) doen? Hoe en waar?

Slide 5 - Slide

Aufgaben machen

Aufgabe 2 en 3 Aufgabe 87
Aufgabe 4 en 5 Seite 88

Aufgabe 6, 7 und 8 Seite 89

Fertig: Leren lernliste 116/117

3 luisterteksten maken niveau te bepalen

https://www.deutsch-to-go.de

timer

20:00

Slide 6 - Slide

Wiederholung

Hoe zat het ook alweer met het het vervoegen van de regelmatige werkwoorden.

Bijvoorbeeld van het werkwoord spielen.

Regels, ezelsbruggetjes,

Slide 7 - Slide

Werkwoord spielen op het bord zetten.

Slide 8 - Slide

Nu naar de werkwoorden

Om een werkwoord op de juiste manier te gebruiken, heb je 3 dingen nodig:

1. het persoonlijk voornaamwoord
2. de stam van het werkwoord

3. de juiste uitgang

Slide 9 - Slide

Hoe krijg je de stam?

Hele werkwoord min -en = de stam

de -en of -n weg te laten

Voorbeelden:

wohnen - en = wohn

spielen - en = spiel

kommen - en = komm
flüstern -n= flüster

machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel

Slide 10 - Slide

Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:

machen spielen

ich mach- spiel-

du mach- spiel-

er/sie/es mach- spiel-

wir mach- spiel-

ihr mach- spiel-

sie/Sie mach- spiel-

Slide 11 - Slide

Tipp

Soms staat er in de zin geen persoonlijk voornaamwoord. In plaats daarvan staat er een naam. In de tabel kun je zien, wat je dan moet doen.

die naam/namen kun je vervangen door

voorbeeld

In de zin staat een meisjesnaam

sie

Ja, Anna (stehen) hier.
Ja, sie steht hier.

In de zin staat een jongensnaam

Peter (gehen) weg.
Er geht weg.

In de zin staan 2 namen

sie

Hier (stehen) Anna und Peter. Hier stehen sie.

Slide 12 - Slide

(fe)-E-ST-T-EN-T-EN regel

stap 1: Eerst de stam van het werkwoord bepalen (-en)

wohnen --> -en = wohn

stap 2: kijk naar het persoonlijk voornaamwoord in de zin:

ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie

stap 3: bepaal welke letters er nog achter de stam van het werkwoord moeten.

ich- e du- st er/sie/es-t wir- en ihr-t sie/Sie- en

Slide 13 - Slide

Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:

(Fe) (Fe)

ich mach e spiele

du mach st spielst

er/sie/es mach t spielt

wir mach en spielen

ihr mach t spielt

sie/Sie mach en spielen

Slide 14 - Slide

Ezelsbruggetje

Achter de stam van het werkwoord komt de uitgang.

Dit zijn de volgende letters:

(FE) E - ST - T - EN - T - EN

Slide 15 - Slide

Regel: feesttenten

Het ezelsbruggetje

Slide 16 - Slide

IDEWIS

(fe) esttenten

Slide 17 - Slide

Weißt du es noch?

Klassikaal Aufgabe 18 A Seite 98

Slide 18 - Slide

Aufgabe 19

Mach aufgabe 19, Seite 98

Die Regel entdecken

Vergelijk de uitgangen van spielen met de uitgangen van heißen en reden. Kruis aan of deze gelijk of verschillend zijn!

Slide 19 - Slide

Sprechen

Oefenen mondeling

Probeer het eens alleen met je kaartje

Slide 20 - Slide

Was haben wir heute gelernt?

Leg uit!

Slide 21 - Slide

Was machen wir nächste Stunde?

Je kunt de woorden van de Lernliste N-D actief gebruiken.
Wiederholung.

Aufgaben machen
Sehen- und Hören üben

Slide 22 - Slide