2. bespreken

Hoofdstuk 2: De opstand 
Par 2.2 - les 1
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?
1 / 48
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2: De opstand 
Par 2.2 - les 1
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2: De opstand
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?

Slide 2 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?
1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De protestantse Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
3. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse Staat.
4. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht van de Nederlandse Republiek.


Bestudeer deze goed.
timer
2:00

Slide 3 - Slide

kenmerkende aspecten
welk woord is weg?
1. Het veranderende mens- en ............?........... van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke ................?...................



Slide 4 - Slide

kenmerkende aspecten
welk woord is weg?
1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.



Slide 5 - Slide

kenmerkende aspecten
welk woord is weg?
1. Het veranderende mens- en ............?........... van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke ................?...................
2. De protestantse ........?.............. die de splitsing van de christelijke.............?............ in West-Europa tot gevolg had.



Slide 6 - Slide

kenmerkende aspecten
welk woord is weg?
1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De protestantse Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.



Slide 7 - Slide

kenmerkende aspecten
welk woord is weg?
1. Het veranderende mens- en ............?........... van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke ................?...................
2. De protestantse ........?.............. die de splitsing van de christelijke.............?............ in West-Europa tot gevolg had.
3. Het conflict in de ..............?.................... dat resulteerde in de ............?.............. van de Nederlandse Staat.



Slide 8 - Slide

kenmerkende aspecten
welk woord is weg?
1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De protestantse Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
3. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse Staat.



Slide 9 - Slide

kenmerkende aspecten
welk woord is weg?
1. Het veranderende mens- en ............?........... van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke ................?...................
2. De protestantse ........?.............. die de splitsing van de christelijke.............?............ in West-Europa tot gevolg had.
3. Het conflict in de ..............?.................... dat resulteerde in de ............?.............. van de Nederlandse Staat.
4. De .........?................. plaats in staatkundig opzicht van de Nederlandse ..............?.................


Slide 10 - Slide

kenmerkende aspecten
welk woord is weg?
1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De protestantse Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
3. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse Staat.
4. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht van de Nederlandse Republiek.


Slide 11 - Slide

hoofdvraag: Hoe ontstond er circa 1550- 1650 een Nederlandse staat?
deelvragen:
1. Hoe leidde kritiek op de rooms-katholieke kerk tot de Reformatie en uiteindelijk tot een splitsing in de christelijke kerk?
2. Waardoor ontstond er in de Nederlanden grote onrust?
3. Hoe leidde de onrust in de Nederlanden tot de Opstand?
4. Hoe kwam het tot een definitieve breuk tussen Filips II en Willem van Oranje?
5. Hoe legde de Opstand de grondslag voor de Nederlandse staat?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Weet jij wie dit is?

Slide 14 - Slide

Hoofdstuk 2: De opstand
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?
Startvraag: Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het ‘smeekschrift’ aanbiedt aan Margaretha van Parma?


Hulpvragen:
- Wie zijn Karel V, Filips II en Margaretha van Parma?
- Hoe wilde Karel V dat de Nederlandse gewesten werden bestuurd en waarom?
- Hoe wilden de Nederlandse gewesten zelf dat het bestuur geregeld was?
- Hadden Karel V en Filips II ook een mening over de Hervorming (reformatie)?
- Wat vonden de Nederlandse gewesten van de Hervorming?
- Wat zijn ketters?
- Hoe probeert de Nederlandse adel de politieke(bestuur) en religieuze(geloof) problemen met Filips II op te lossen?



Slide 15 - Slide

Hoofdstuk 2: De opstand
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden verzamel jij informatie. Verwerk deze informatie overzichtelijk in je schrift. Met al die informatie kun je straks een goed beargumenteerd antwoord geven op onze startvraag.


Verzamel informatie uit:
- Lessonup les 2.2
- De tekst van paragraaf 2.2 in je tekstboek
- Bron 16 blz 36 (je kunt opdr 3, blz 41 daarbij gebruiken)
- Bron 17 blz 37 (je kunt opdr 4, blz 41 daarbij gebruiken)
- Bron 18 en bron 19 blz 37 (je kunt opdr 5, blz 42 daarbij gebruiken)
- Bron 20 en bron 21 blz 38 (je kunt opdr 6, blz 42 daarbij gebruiken)
- Bron 22

Slide 16 - Slide

Aan de slag met de hulpvragen
- Noteer alle vragen in je schrift, laat minstens 5 regels daaronder leeg.
- Bekijk de lessonup (als je antwoorden vindt op hulpvragen noteer dat dan bij die vraag)
- Bekijk de bronnen en maak de opdrachten. (vul je antwoorden op de hulpvragen aan.)
Deze les ga je de antwoorden zoeken op hulpvraag 1 t/m 3

Slide 17 - Slide

Wie zijn Karel V, Filips II en Margaretha van Parma?
  • Karel V is Heer der Nederlanden tussen 1515-1550. Daarnaast ook nog keizer van Duitsland en koning van Spanje. 
  • Filips II is de zoon van Karel V, hij volgt zijn vader op als Heer der Nederlanden in 1550. Hij wordt ook koning van Spanje.
  • Margaretha van Parma is de halfzus van Filips II, zij bestuurt de Nederlanden, omdat Filips II zich daar niet thuisvoelt, hij vertrekt naar Spanje. Margaretha's rol heet: Landvoogdes

Slide 18 - Slide

Hoe wilde Karel V dat de Nederlandse gewesten werden bestuurd en waarom?
  • Karel V wilde zijn enorme gebied vanuit één punt besturen, overal dezelfde regels en wetten: centralisatie.
  • De Nederlanden waren verdeeld in 17 gewesten en in ieder gewest had een stadhouder. Zij moesten verantwoording afleggen aan Karel.
  • Karel had zelf een hof in Brussel.
  • Als alle stadhouders bij elkaar kwamen heet dat de Staten-Generaal.
  • Zo kon hij alles goed onder controle houden.

Slide 19 - Slide

Hoe wilden de Nederlandse gewesten zelf dat het bestuur geregeld was?
  • De Nederlandse gewesten wilden veel liever hun eigen zaken regelen en zaten niet te wachten op de regels van Karel V en Filips II.
  • Ieder gewest zijn eigen regels en bestuur: Particularisatie. Zij kwamen op voor de belangen van hun eigen gewest. Wilden hun privileges behouden.
  • De graven, hertogen (adel) wilden hun macht niet kwijt.

Slide 20 - Slide

opdrachten
maak van par 2.2 

opdr 3 en 4

Slide 21 - Slide

Noem 3 dingen die je deze les hebt geleerd

Slide 22 - Open question

Stel een vraag over iets dat je nog niet begrijpt.

Slide 23 - Open question

Hoofdstuk 2: De opstand 
Par 2.2 - les 2
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?

Slide 24 - Slide

Hoofdstuk 2: De opstand
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?
Startvraag: Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het ‘smeekschrift’ aanbiedt aan Margaretha van Parma?


Hulpvragen:
- Wie zijn Karel V, Filips II en Margaretha van Parma?
- Hoe wilde Karel V dat de Nederlandse gewesten werden bestuurd en waarom?
- Hoe wilden de Nederlandse gewesten zelf dat het bestuur geregeld was?
- Hadden Karel V en Filips II ook een mening over de Hervorming (reformatie)?
- Wat vonden de Nederlandse gewesten van de Hervorming?
- Wat zijn ketters?
- Hoe probeert de Nederlandse adel de politieke(bestuur) en religieuze(geloof) problemen met Filips II op te lossen?



Slide 25 - Slide

Hoofdstuk 2: De opstand
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden verzamel jij informatie. Verwerk deze informatie overzichtelijk in je schrift. Met al die informatie kun je straks een goed beargumenteerd antwoord geven op onze startvraag.


Verzamel informatie uit:
- Lessonup les 2.2
- De tekst van paragraaf 2.2 in je tekstboek
- Bron 16 blz 36 (je kunt opdr 3, blz 41 daarbij gebruiken)
- Bron 17 blz 37 (je kunt opdr 4, blz 41 daarbij gebruiken)
- Bron 18 en bron 19 blz 37 (je kunt opdr 5, blz 42 daarbij gebruiken)
- Bron 20 en bron 21 blz 38 (je kunt opdr 6, blz 42 daarbij gebruiken)
- Bron 22

Slide 26 - Slide

Hoofdstuk 2: De opstand
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?

Slide 27 - Slide



Welk kenmerkend aspect ?

1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De protestantse Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
3. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse Staat.
4. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht van de Nederlandse Republiek.


Bestudeer deze goed.
timer
2:00

Slide 28 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?


1. Het ...........?............... mens- en wereldbeeld van de ...............?.................en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.



Slide 29 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?


1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.



Slide 30 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?


1. Het ...........?............... mens- en wereldbeeld van de ...............?.................en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De .............?................ Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in ...............?............ tot gevolg had.



Slide 31 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?


1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De protestantse Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.



Slide 32 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?


1. Het ...........?............... mens- en wereldbeeld van de ...............?.................en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De .............?................ Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in ...............?............ tot gevolg had.
3. Het .........?........... in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de ................?................



Slide 33 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?


1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De protestantse Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
3. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse Staat.



Slide 34 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?


1. Het ...........?............... mens- en wereldbeeld van de ...............?.................en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De .............?................ Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in ...............?............ tot gevolg had.
3. Het .........?........... in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de ................?................
4. De bijzondere plaats in ..............?................. opzicht van de ..............?................ Republiek.


Slide 35 - Slide

Welk kenmerkend aspect past bij onze startvraag?


1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
2. De protestantse Reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
3. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse Staat.
4. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht van de Nederlandse Republiek.


Slide 36 - Slide

Even herhalen...
- Wie zijn Karel V, Filips II en Margaretha van Parma?

- Hoe wilde Karel V dat de Nederlandse gewesten werden bestuurd en waarom?

- Hoe wilden de Nederlandse gewesten zelf dat het bestuur geregeld was?

Slide 37 - Slide

Aan de slag met de hulpvragen
- Noteer alle vragen in je schrift, laat minstens 5 regels daaronder leeg.
- Bekijk de lessonup (als je antwoorden vindt op hulpvragen noteer dat dan bij die vraag)
- Bekijk de bronnen en maak de opdrachten. (vul je antwoorden op de hulpvragen aan.)
Deze les ga je de antwoorden zoeken op hulpvraag 4 t/m 7

Slide 38 - Slide

Hadden Karel V en Filips II ook een mening over de Hervorming (reformatie)?
  • Karel V en Filips II wilden dat hun onderdanen hetzelfde geloof hadden als zij. Rooms-Katholiek.
  •  cuius regio, eius religio (van wie het land is, is ook de godsdienst, besloten bij de vrede van Augsburg 1555).
  • Zij waren dus streng tegen het protestantisme.
  • Protestanten werden beschouwd als ketters, werden vervolgd door de inquisitie

Slide 39 - Slide

Wat vonden de Nederlandse gewesten van de Hervorming?
  • In de Nederlanden waren veel protestanten, vooral aanhangers van het calvinisme.
  • De gewesten vonden dat er geloofsvrijheid moest zijn
  • Men was in de Nederlanden erg boos over de vervolging van protestanten.
  • In 1565 vroegen zij aan landvoogdes Margaretha of die vervolgingen minder streng konden worden. Smeekschrift der Edelen 

Slide 40 - Slide

Wat zijn ketters?
Ketters zijn mensen die niet bij het Rooms-Katholieke geloof willen horen, maar het eens zijn met de Hervorming .

Zij zijn dus protestanten. (volgelingen van Luther en Calvijn)

Karel V en Filips II vervolgden ketters om hun geloof. Zij moesten voor een kerkelijke rechtbank inquisitie komen en werden dan meestal met de dood bestraft.

Slide 41 - Slide

Hoe probeert de Nederlandse adel de politieke(bestuur) en religieuze(geloof) problemen met Filips II op te lossen?
De Nederlandse adel probeert de landvoogdes Margaretha van Parma over te halen om minder streng te zijn tegen de protestanten.
Zij bieden haar een petitie aan met veel handtekeningen van Nederlandse edellieden. Zo hoopten ze haar over te halen.
Die petitie heet: Het smeekschrift der edelen (1565)

Slide 42 - Slide

1566: Het smeekschrift der edelen - 'Ce ne sont que des geux'

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

opdrachten
maak van par 2.2 

opdr 6 en 7

Slide 45 - Slide

Hoofdstuk 2: De opstand
Startvraag 2.2:
Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het 'smeekschrift' aanbiedt aan Margaretha van Parma?
Startvraag:

Is het terecht dat de Nederlandse adel in 1566 het ‘smeekschrift’ aanbiedt aan Margaretha van Parma?





Slide 46 - Slide

Noem 3 dingen die je deze les hebt geleerd

Slide 47 - Open question

Stel een vraag over iets dat je nog niet begrijpt.

Slide 48 - Open question