Thema 6 Voortgangstoets BS 1 t/m 6

Voortgangstoets Thema 6 Zintuigen
Deze toets bestaat uit allemaal meerkeuze vragen. Lees de vragen goed door en maak deze toets met je volle aandacht! Dit cijfer wordt bij de cijfers van Thema 3 en 5 opgeteld en vormt een gemiddeld cijfer en wordt genoteerd op magister.

Succes!!!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Voortgangstoets Thema 6 Zintuigen
Deze toets bestaat uit allemaal meerkeuze vragen. Lees de vragen goed door en maak deze toets met je volle aandacht! Dit cijfer wordt bij de cijfers van Thema 3 en 5 opgeteld en vormt een gemiddeld cijfer en wordt genoteerd op magister.

Succes!!!

Slide 1 - Slide

De volgende vragen zijn Juist of onjuist

Slide 2 - Slide

Bij accommoderen wordt de vorm van de ooglens aangepast.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Pijnpunten komen overal in het lichaam voor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

De adequate prikkel voor drukzintuigen is de zwaartekracht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz


A
In het bovenstaande plaatje van het netvlies wordt de blinde vlek wel aangegeven met S.
B
In het bovenstaande plaatje van het netvlies wordt de blinde vlek niet aangegeven met S.

Slide 6 - Quiz


A
Het licht valt aan de kant van de pijl op het netvlies
B
Het licht valt aan de kant van de pijl niet op het netvlies

Slide 7 - Quiz

De volgende vragen zijn meerkeuze vragen! 
Lees goed en neem de tijd!!

Slide 8 - Slide

Iemand zit in de volle zon een boek te lezen.

Welke figuur in afbeelding 2 geeft voor deze omstandigheden zowel de lensvorm als de pupilgrootte juist weer?

A
Figuur 1
B
Figuur 2
C
Figuur 3
D
Figuur 4

Slide 9 - Quiz

Of je een geur lekker of vies vindt ruiken, is heel persoonlijk. Zo kan iemand een bepaald parfum heerlijk vinden, terwijl een ander datzelfde parfum juist helemaal niet lekker vindt.

Waar in het lichaam wordt bepaald of je een geur vies of lekker vindt ruiken?

A
In de gevoelszenuw.
B
In de hersenen
C
In de neusholte.
D
In het neusslijmvlies.

Slide 10 - Quiz

Nachtblindheid is een aandoening waarbij je zicht slechter wordt naarmate er minder licht is. De ogen kunnen zich niet goed aanpassen aan het schemerlicht, of zijn te gevoelig voor verblinding. De koplampen van een tegemoetkomende auto kunnen dan bijvoorbeeld verblinding veroorzaken. Als de ogen zich na het zien van dit felle licht niet snel genoeg weer op het donker kunnen instellen, is het zicht slecht.

Welk onderdeel van het netvlies functioneert niet goed bij iemand met nachtblindheid?
A
De kegeltjes.
B
De staafjes.
C
Het harde oogvlies.
D
Het vaatvlies.

Slide 11 - Quiz

Door straling van de zon kan je huid verbranden. Je huid voelt dan warm en pijnlijk aan en ziet er rood uit. De verschijnselen van de verbranding gaan na een paar dagen vanzelf weg.

Welk deel van de huid is of welke delen van de huid zijn door de verbranding beschadigd geraakt?

A
Alleen de lederhuid.
B
Alleen de opperhuid.
C
Zowel de opperhuid als de lederhuid.

Slide 12 - Quiz

Waar in het oog wordt het scherpste beeld waargenomen?
A
In de blinde vlek.
B
In de gele vlek.
C
In de lens.

Slide 13 - Quiz

De zintuigcellen in een oog worden gevoeliger voor lichtprikkels wanneer er bijna geen licht meer is. De lichtgevoeligheid van de zintuigcellen neemt de eerste tien minuten in het donker langzaam toe. Na ongeveer twintig minuten in het donker kun je al goed zien. Maar pas na een uur zijn je ogen helemaal aangepast aan de geringe hoeveelheid licht.

Twee beweringen over de aanpassingen in het oog in de beschreven situatie zijn:
1 Na een uur in het donker is het aantal zintuigcellen sterk afgenomen.
2 Na een uur in het donker is de drempelwaarde voor de lichtprikkels verhoogd.
Welke van deze beweringen is of zijn juist?

A
Alleen bewering 1.
B
Alleen bewering 2
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist

Slide 14 - Quiz

Welk deel is aangegeven met nummer 10?
A
De buis van Eustachius.
B
De gehoorzenuw.
C
Het slakkenhuis.
D
Het trommelvlies.

Slide 15 - Quiz

Wat is de functie van het deel dat is aangegeven met nummer 6?
A
De luchtdruk in het oor regelen.
B
Geluidstrillingen doorsturen.
C
Impulsen naar de hersenen sturen bij beweging.

Slide 16 - Quiz

Mensen met tinnitus ‘horen’ voortdurend een piepend of suizend geluid dat er in werkelijkheid niet is. Er worden dan impulsen vanuit het oor doorgegeven aan de hersenen, zonder dat de zintuigcellen in het oor geprikkeld zijn door geluid.

Welk nummer in de afbeelding geeft het deel aan dat impulsen vanuit het oor naar de hersenen leidt?

A
Nummer 4.
B
Nummer 6.
C
Nummer 10.
D
Nummer 11.

Slide 17 - Quiz

In welke situatie trekken de straalsgewijs lopende spieren in je oog samen?
A
Als je een donkere ruimte in komt lopen.
B
Als je in de zon zit en een boek aan het lezen bent.
C
Als je tegen de zon in probeert te kijken.
D
Als iemand een bal naar je hoofd gooit.

Slide 18 - Quiz

Enkele delen van het oog zijn: het hoornvlies, de iris, de lens en de oogleden met wimpers.

Welke van deze delen kunnen het netvlies tegen te fel licht beschermen?
A
Het hoornvlies en de iris.
B
Het hoornvlies en de lens.
C
Het hoornvlies en de oogleden met wimpers.
D
De iris en de oogleden met wimpers.

Slide 19 - Quiz

Bij mensen met brandwonden is het littekenweefsel op de plekken waar de opperhuid verbrand is geweest, gevoelloos.

Welk onderdeel van de opperhuid is bij het verbranden beschadigd geraakt en veroorzaakt zo de gevoelloosheid?

A
De tastknopjes.
B
De zenuwen.
C
De zenuwuiteinden.

Slide 20 - Quiz

Dolfijnen bepalen door middel van echolocatie hun locatie en die van andere dieren of voorwerpen in het water. Vanuit hun kop kunnen dolfijnen hoge pieptonen uitzenden, die weerkaatsen tegen bijvoorbeeld een vis. Het teruggekaatste geluid kan de dolfijn opvangen met zijn onderkaak. Door de sterkte van het signaal kan de dolfijn bepalen hoe ver hij verwijderd is van de vis.

Met welk zintuig of welke zintuigen van de mens komt dit systeem van echolocatie (het opvangen van geluid) het meest overeen?

A
Ogen
B
Oren
C
Huid
D
Tong

Slide 21 - Quiz

Welke twee soorten prikkels die je kunt waarnemen met je tong.
A
Smaak en geluid
B
Smaak en licht
C
Smaak en pijn
D
Smaak en geur

Slide 22 - Quiz

Erik gaat de badkamer binnen. In de badkamer is het te donker om iets te kunnen zien. Erik tast de muur af en vindt een lichtschakelaar naast de spiegel boven de wastafel. Hij doet het licht aan. Hij kan in de spiegel de pupilreflex van zijn ogen zien.

In welk deel van de ogen van Erik ontstaan de impulsen waarvan de pupilreflex het gevolg is?
A
Pupil
B
Hoornvlies
C
Iris
D
Netvlies

Slide 23 - Quiz

Bonusvraag:
Hondengehoor
Mischa en Elvy hebben een hondje gekocht. Ze gaan met het hondje op gehoorzaamheidstraining. Tijdens een bepaalde oefening moet Elvy met het hondje een stuk het bos in lopen, tot een punt waar zij Mischa niet meer kan zien. Mischa staat nog op het trainingsveld en roept vanaf die plek naar de hond. De hond hoort Mischa roepen en rent naar haar toe. Als Elvy uit het bos komt, is ze stomverbaasd: ‘Ik hoorde jou helemaal niet roepen,’ zegt ze tegen Mischa.  
Beantwoord de vraag op de volgende dia ove deze context.

Slide 24 - Slide

Wat kun je hieruit concluderen over de drempelwaarde voor geluidsprikkels bij de hond vergeleken met de drempelwaarde voor geluidsprikkels bij Elvy? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open question

Einde van de toets!
Hoe ging het? Stuur mij even een berichtje met hoe het is gegaan!
Volgende les starten we met thema 7 Stevigheid en beweging!
Dit thema doen we in de vorm van een Praktische opdracht.

Slide 26 - Slide