This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Leenheren en leenmannen
paragraaf 5.1
Slide 1 - Slide
Aan het einde van deze les:
... Kun je uitleggen hoe Karel de Grote zijn Rijk bestuurde.
... Weet je hoe het feodalisme/leenstelsel in elkaar zit.
... Ken je de betekenis van de begrippen: leenheer, leenman, vazal, feodalisme/ leenstelsel
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Moeilijk te besturen door:
slechte wegen
weinig mensen konden lezen en schrijven
Hoe kon Karel toch zijn rijk besturen?
Slide 4 - Slide
Hoe bestuurde hij het rijk?
Karel reist veel om belasting op te halen
Geen geld – belasting in natura
> deel van de oogst
Laat hertogen en graven hem helpen
Slide 5 - Slide
Hertogen en graven
Edelen
Bisschoppen
Abten
Persoonlijke eed van trouw: 'met raad en daad bij staan'
Slide 6 - Slide
De eed
Slide 7 - Slide
“ Ik, (naam) de Dappere, zweer trouw aan mijn heer, koning Karel en beloof hem bij te staan met raad en daad. Dat beloof ik”
Slide 8 - Slide
Edelman was nu leenmanof vazal.
Karel de leenheer
Leenman
Kreeg gebied: hertogdom, graafschap of klooster in leen
>landgoed en alle boeren die erop woonden
Dit gebied moest hij besturen
Ook helpen met oorlog voeren
Rechstpreken en zorgen voor orde en veiligheid
Slide 9 - Slide
Leenheer
Geeft een stuk land te leen aan de leenman
Moet zijn leenmannen beschermen
Leenman
Moet het stuk land besturen en trouw zijn aan de leenheer
Moet de vorst helpen als er een leger nodig is
Ze hebben elkaar dus nodig!
Slide 10 - Slide
Leenstelsel of Feodalisme
manier van besturen
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Hoe wordt het systeem genoemd waarbij een leenheer grond in leen geeft aan zijn leenmannen?
A
Feodalisme
B
Hofstelsel
C
Leenstelsel
Slide 20 - Quiz
Waarom bedacht Karel de Grote het leenstelsel?
A
Karel wilde de graven en hertogen land lenen, zodat ze niet in opstand zouden komen tegen hem.
B
Karel kon het rijk niet alleen besturen, want het rijk was veel te groot.
C
Karel kon het rijk niet alleen besturen, want hij had te weinig ervaring
D
De graven en hertogen dwongen Karel land uit te lenen.
Slide 21 - Quiz
Hoe betaalde de koning de krijgsmannen die voor hem vochten?
A
Met een leen: een stuk grond waarvan zij de opbrengst mochten hebben.
B
Met een opleiding tot ridder en een wapenrusting.
Slide 22 - Quiz
Wat zijn vazallen?
A
Huursoldaten die vechten voor geld
B
Ridders die een stuk land besturen
C
Ander woord voor leenmannen
D
Trouwe onderdanen van de koning
Slide 23 - Quiz
Wat was het voordeel voor een leenheer om zijn krijgsheren een stuk land in leen te geven?
A
Door een stuk land in leen te geven, kon hij rekenen op steun van zijn leenmannen.
grond toe.
B
Door een stuk land in leen te geven, nam de opbrengst van de grond toe.
Slide 24 - Quiz
Waar of niet waar? Een leenman was een leenheer voor de achterleenmannen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
Waar of niet waar? Een achterleenman was een leenheer voor de achter-achterleenmannen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
"Ik heb mij onder deze voorwaarden onder uw bescherming geplaatst: u geeft mij een stuk grond dat ik namens u mag besturen. Ik van mijn kant moet u, zolang ik leef en zoals het bij een vrij man hoort, met krijgsdienst dienen en gehoorzamen. "Wie legde deze eed af?
A
Een leenheer
B
Een geestelijke
C
Een horige
D
Een vazal
Slide 27 - Quiz
Een leenman splitste vaak zijn land weer in kleinere stukken land in leen aan lagere edelen.
A
Goed
B
Fout
Slide 28 - Quiz
De leenheer beloofde de leenman met raad en daad bij te staan.
A
Goed
B
Fout
Slide 29 - Quiz
Graven en hertogen zijn voor Karel de Grote leenmannen
A
Goed
B
Fout
Slide 30 - Quiz
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 31 - Quiz
Wie hielpen Karel de Grote bij zijn bestuur?
A
Adel, Geestelijken, Boeren
B
Boeren en Geestelijken
C
Adel en geestelijken
D
Boeren en Burgers
Slide 32 - Quiz
Het rijk valt uiteen
Rijk: Na Karel zijn dood opgedeeld
Invallen andere groepen> Noormannen
Bevolking zoekt nieuwe leiders om hen te beschermen
Hertogen en graven gingen hun gebieden als hun eigendom beschouwen > eigenlijk leen