H3 Voorbereiding toets

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
15 minuten lezen
Alle behandelde stof doorlopen
Oefentoets maken in stilte
Klaar? Trainen in noordhoff online

Slide 3 - Slide

Lezen: Tekstverbanden en signaalwoorden


Doel-middelverband: Welk middel wordt er gebruikt om een doel te bereiken - opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

Vergelijkend verband: laat een verschil of een overeenkomst zien - in vergelijking met, evenals, zoals

Samenvattend verband: een verkorte weergave van de info uit de voorgaande tekst - kortom, samengevat, met andere woorden

Slide 4 - Slide

Woordenschat: vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen


Vaste voorzetsels komen voor bij: 
- werkwoorden: afhangen van, kennismaken met
- combinaties zn + ww: bezwaar hebben tegen
- combinaties bn + ww: bang zijn voor

Voorzetseluitdrukkingen: woordcombinaties die je kan vervangen door 1 voorzetsel
- door middel van - door, met
- in verband met - door, wegens

Slide 5 - Slide

Grammatica zinsdelen werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde

Een wg zet wat iets of iemand DOET (bestaat uit pv en overige werkwoorden)
Een ng zegt wat iets of iemand IS (bestaat uit pv, overige werkwoorden en nw deel)

Jurre gaat vanmiddag een nieuwe telefoon kopen

Zoë wordt over enkele jaren een succesvolle balletdanseres


Slide 6 - Slide

Grammatica woordsoorten zww, kww, hww

zww = zelfstandig werkwoord
kww = koppelwerkwoord
hww = hulpwerkwoord

Welke combinaties kunnen voorkomen in een zin?
zww los (1 werkwoord in de zin)
kww los (1 werkwoord in de zin)
zww + hww (meerdere werkwoorden in de zin, maar 1 van die werkwoorden is zww)
kww + hww (meerdere werkwoorden in de zin, maar 1 van die werkwoorden is kww)

- In de vakantie zou Veerle graag een museum willen bezoeken
- Lasergamen zou weleens echt spannend kunnen zijn!

Slide 7 - Slide

Formuleren: voorbeelden gebruiken

Door voorbeelden te gebruiken in een tekst of spreekbeurt wordt je tekst duidelijker en leuker

Zulke voorbeelden kan je aankondigen door middel van signaalwoorden: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, als, denk maar aan

Slide 8 - Slide

Spelling: koppelteken en weglatingsstreepje
Het weglatingsstreepje gebruik je als je in een samengesteld woord een woord weglaat: lands- en provinciegrenzen

Het koppelteken gebruik je in:
- Samenkoppelingen: kant-en-klaarpakket
- Botsende klinkers: auto-ongeluk
- Letters, cijfers, anders tekens, afkorten of St, Sint: A4-formaat
- Bij aardrijkskundige namen: Zuid-Spanje
- Woorden met specifieke voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, ex- (zie boek voor alle)
- Als het tweede deel begint met een hoofdletter: oud-Hollands
- Bij gelijkwaardige woorden: zwart-wit

Slide 9 - Slide

Spelling: -d of -dt?
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Ik vorm = ik vorm = Ik vermoed
Hij/zij/jij vorm = ik vorm + t = hij/zij/jij vermoedt
Wij vorm = ik vorm + en (hele werkwoord) = wij vermoeden



Slide 10 - Slide

Vragen?

Slide 11 - Slide

Oefentoets maken
Klaar? Controleer bij jezelf waar de fouten liggen

Stel je vragen!!
Ga trainen!!

Slide 12 - Slide