Proeftoets 1 HavoVWO

(Proef)toets Havo / VWO
Met deze proeftoets gaan we kijken of je de volgende onderdelen goed hebt begrepen:

- Soortelijk gewicht
-hydrofoob / hydrofiel
-PH - schaal
-Zuur / Neutraal / Base
-Fasen
-Deeltjes model
-Fase overgangen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

(Proef)toets Havo / VWO
Met deze proeftoets gaan we kijken of je de volgende onderdelen goed hebt begrepen:

- Soortelijk gewicht
-hydrofoob / hydrofiel
-PH - schaal
-Zuur / Neutraal / Base
-Fasen
-Deeltjes model
-Fase overgangen

Slide 1 - Slide

Hoe berekenen we je cijfer?
Deze toets bestaat uit 20 meerkeuze vragen.
9/20 x het aantal goede antwoorden + 1 punt voor het correct invullen van je naam, klas en de datum.

Slide 2 - Slide

Voordat we beginnen:
- Denk rustig na.
-Alle vragen zijn meerkeuze.
-Alle vragen hebben jullie eerder gehad.

-Veel plezier met het maken van deze (proef)toets

Slide 3 - Slide

Soortelijke massa
Hiernaast zie je een foto van dit proefje gemaakt door een leerling van onze school.

Slide 4 - Slide

1. Water en olie zijn geen vrienden.
We noemen dit olie is:
A
Hydrofiel
B
Hydrofoob
C
drijft op water
D
is lichter dan water

Slide 5 - Quiz

2. Olie is lichter dan water
A
Klopt, 1 liter olie is lichter dan 1 liter water.
B
Klopt, daarom drijft water ook op olie.
C
Echt niet, 1 kg water is even zwaar als 1 kg olie
D
Echt niet, Olijfolie is zwaarder dan water

Slide 6 - Quiz

3. Waarom zakt de stroop of honing dwars door de olie en het water?
A
Water en olie zijn vloeibaar, honing en stroop niet.
B
Honing en stroop zijn zwaarder dan olie en water.
C
Honing en stroop zijn goedkoper dan water en olie.
D
De stroop bleef bij mij op de olie drijven.

Slide 7 - Quiz

4. Een neutrale stof heeft een pH van
A
0
B
7
C
4
D
14

Slide 8 - Quiz


A
Een zuur heeft een pH van 0 t/m 8
B
Een zuur heeft een pH van 6 t/m 12
C
Een zuur heeft een pH van 0 t/m 6
D
Een zuur heeft een pH van 0 t/m 7

Slide 9 - Quiz


A
Een base heeft een pH van 6 t/m 8
B
Een base heeft een pH van 6 t/m 12
C
Een base heeft een pH van 8 t/m 14
D
Een base heeft een pH van 0 t/m 7

Slide 10 - Quiz

7. Het deeltjes model is gebasseerd op.........
A
de structuur van de de atomen in een stof
B
de diverse stofjes van een chemicalie
C
één atoom
D
de molekulen van één atoom

Slide 11 - Quiz

8. Wat is het typerende van het deeltjesmodel van een willekeurig gas?
A
De deeltjes zijn gebonden aan één lokatie en blijven op hun plek
B
De deeltjes trillen op hun eigen plekkie en doen weinig
C
De deeltjes stuiteren alle kanten op en hebben geen eigen plek.
D
De deeltjes bewegen langzaam door elkaar heen en blijven dicht bij elkaar.

Slide 12 - Quiz

9. De 3 fasen van water zijn:
A
gas, vloeibaar en kristal
B
kristal, vast en gasvormig
C
gasvormig, vloeibaar en vast
D
vast, gasvormig, vluchtig

Slide 13 - Quiz

10. kaarsvet is een stof die niet bevriest. Deze faseovergang van vloeibaar naar vast kaarsvet noemen wij:
A
vervluchtigen
B
uitdampen
C
stollen
D
verdampen

Slide 14 - Quiz

11. zet alle faseovergangen op hun juiste plaats.
Vervluchtigen
Rijpen
Condenseren
Verdampen
Bevriezen
Smelten

Slide 15 - Drag question

12. stollen en bevriezen
A
zijn beide de faseovergang van vloeibaar naar vast.
B
zijn beide de faseovergang van vloeibaar naar gas.
C
zijn beide de faseovergang van gas naar vast.
D
Een bevroren stol kun je niet eten.

Slide 16 - Quiz

13. Als ik water wil laten bevriezen dan moet dit gebeuren:
A
onder 273 Kelvin
B
onder 0 Kelvin
C
onder 293 Kelvin
D
onder 50 Kelvin

Slide 17 - Quiz

14. Lord Thompson heeft uitgevonden:
A
De tommy gun waar de crimineel Al Capone heel beroemd mee is geworden.
B
De temperatuurschaal in graden Celsius
C
De temperatuurschaal in Kelvin
D
Lord Thompson en Mr. Farenheit hebben vroeger heel veel discussies gevoerd.

Slide 18 - Quiz

15. In de huidige celcius schaal hebben we bepaald dat:

A
Water bevriest bij 4 graden Celsius
B
Water bevriest bij 100 graden Celsius
C
Water bevriest onder 0 graden Celsius
D
Water en celsius hebben niks met elkaar te maken

Slide 19 - Quiz

16. In de temperatuur schaal Kelvin hebben we bepaald dat 0 Kelvin......
A
Het absolute nulpunt is
B
Best wel koud is
C
Het water begint te bevriezen
D
Heel erg zuur is

Slide 20 - Quiz

17. 38 Kelvin is in graden Celcius
A
is 235 graden Celsius
B
Is -235 graden Celsius
C
is -145 graden celsius
D
is 100 graden celsius

Slide 21 - Quiz

18. Het deeltjes model laat zien....
A
Wat de atomen doen als het kouder begint te worden
B
Wat er gebeurt met de deeltjes bij de fase veranderingen
C
Wat iedere temperatuurs verandering doet met de deeltjes
D
Hoeveel graden celsius op de Farenheid schaal doet.

Slide 22 - Quiz

19. Het is heel erg mistig buiten, tot bovenmaat van ramp vriest het ook nog heel erg. wat gebeurt er met de mist?
A
Mist is een gas wat nu vast wordt, dus rijpen.
B
Mist is een vloeistof wat nu vast wordt, dus bevriezen (ijzel)
C
Mist is gas, dat bevriest niet
D
Mist is een gas wat dan een vloeistof wordt, dus condenseren

Slide 23 - Quiz

20. laatste vraag.
Frisdrank is een hele .................... vloeistof.
A
Basische
B
Zure
C
Neutrale
D
Gezonde

Slide 24 - Quiz

Deze (proef)toets vond ik heel erg......
0 is gemakkeijk en 100 is erg moeilijk
0100

Slide 25 - Poll

Bedankt!

Slide 26 - Slide