Algemene spelling: leestekens en meervoud

In welke drie gevallen gebruik je aanhalingstekens?
1 / 13
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

In welke drie gevallen gebruik je aanhalingstekens?

Slide 1 - Open question

Wanneer gebruik je een vraagteken?

Slide 2 - Open question

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 3 - Open question

Op welke twee manieren kun je in het Nederlands (meestal) meervoud maken?

Slide 4 - Open question

Twee meervoudsvormen
1. -en achter het zelfstandig naamwoord zetten
2. -s of 's achter het zelfstandig naamwoord zetten
3. overige meervoudsvormen

Slide 5 - Slide

Meervoud op -en
Zet -en achter het zelfstandig naamwoord.

ruit - ruiten
boek - boeken
blik - blikken
glas - glazen
vijf - vijven
maan - manen




Slide 6 - Slide

Meervoud op -s of 's
Zet -s achter het zelfstandig naamwoord.

drempel - drempels
pony - pony's 
radio - radio's
cowboy - cowboys
shampoo - shampoos


Slide 7 - Slide

Overige meervoudsvormen
melodie - melodieën
bacterie - bacteriën

idee - ideeën

museum - musea
politicus - politici





Slide 8 - Slide

Wat is het meervoud van 'twee'?
A
tweeën
B
tweën
C
twees
D
twee's

Slide 9 - Quiz

Wat is het meervoud van 'juf'?
A
jufs
B
jufen
C
juf's
D
juffen

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van 'knie'?
A
kniën
B
knies
C
knieën
D
knie's

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van 'cadeau'?
A
cadeau's
B
cadeauen
C
cadeaun
D
cadeaus

Slide 12 - Quiz

Huiswerk voor maandag 12 december
- opdracht 5 en 6 op p.125
- opdracht 5 en 6 op p.191

Slide 13 - Slide