Ontleed samengestelde zinnen

Voegwoorden en samengestelde zinnen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voegwoorden en samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over samengestelde zinnen en voegwoorden?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, of, maar, want, dus.
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Beantwoord de vragen zonder hoofdletters

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is het voegwoord in deze zin:
1 Ik ben gestopt met sporten omdat ik weinig geluk heb op sportief gebied.

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voegwoord in deze zin:
2 Toen ik klein was, belandde ik met mijn eerste fietsje in het water.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voegwoord in deze zin:
3 Per ongeluk gaf ik een teamgenoot een oplawaai, terwijl ik een basketbal in het netje wilde gooien.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voegwoord in deze zin:
4 Tijdens mijn eerste honkbalwedstrijd zwaaide ik meteen mijn arm uit de kom.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voegwoord in deze zin:
5 In het ziekenhuis gaf de arts mij het advies dat ik beter schaker kon worden.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin:
1 Ik ben gestopt met sporten omdat ik weinig geluk heb op sportief gebied.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de persoonsvormen in
2 Toen ik klein was, belandde ik met mijn eerste fietsje in het water.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin:
3 Per ongeluk gaf ik een teamgenoot een oplawaai, terwijl ik een basketbal in het netje wilde gooien.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin:
5 In het ziekenhuis gaf de arts mij het advies dat ik beter schaker kon worden.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is de bijzin?
1 Ik ben gestopt met sporten omdat ik weinig geluk heb op sportief gebied.?
A
Ik ben gestopt met sporten
B
omdat ik weinig geluk heb op sportief gebied
C
ik weinig geluk heb op sportief gebied
D
Er is geen bijzin

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de bijzin?
2 Toen ik klein was, belandde ik met mijn eerste fietsje in het water.?
A
Toen ik klein was
B
belandde ik met mijn eerste fietsje in het water
C
Er is geen bijzin

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Ontleed nu de bijzin van de volgende zin
Per ongeluk gaf ik een teamgenoot een oplawaai, terwijl ik een basketbal in het netje wilde gooien.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Antwoord
Per ongeluk gaf ik een teamgenoot een oplawaai, terwijl ik een basketbal in het netje wilde gooien.
pv = wilde
ond= ik
wg= wilde gooien
lv= een basketbal

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Ontleed nu de hoofdzin:
Per ongeluk gaf ik een teamgenoot een oplawaai, terwijl ik een basketbal in het netje wilde gooien.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Antwoord
Per ongeluk gaf ik een teamgenoot een oplawaai, terwijl ik een basketbal in het netje wilde gooien.
pv = gaf
ond= ik
wg= gaf
lv= een oplawaai
mv= een teamgenoot

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 20 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 21 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 22 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.