Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken
Slide 6 - Quiz
Het verteringsstelsel
Slide 7 - Slide
Wat is de functie van het ademhalingsstelsel?
A
Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken
Slide 8 - Quiz
De organen - Wie kan ze benoemen?
Slide 9 - Slide
Soorten cellen
Overeenkomsten:
Alle cellen hebben een celmembraan en cytoplasma.
Verschillen:
Alleen een plantencel heeft bladgroenkorrels
Alleen de bacteriecel heeft geen celkern
Alleen de dierlijke cel heeft geen celwand
Slide 10 - Slide
Een dierlijke cel heeft alleen een celmembraan, celkern en cytoplasma.
Een plantencel heeft ook nog een celwand, bladgroenkorrels en een vacuole.
Slide 11 - Slide
Een robot is een programmeerbaar, automatisch werkend apparaat, dat voor verschillende taken inzetbaar is.
Een apparaat dat je niet kunt programmeren (iets nieuws kunt laten doen) is geen robot, maar gewoon een apparaat.
Wat is een robot?
Slide 12 - Slide
Uit welke 5 onderdelen bestaat een robot?
Slide 13 - Open question
Bloedvatenstelsel: Zuurstof arm (blauw) van organen -> hart
Zuurstof rijk van hart (rood) -> organen
Slide 14 - Slide
Hoe heet onderdeel 6?
A
Linker boezem
B
Rechter boezem
C
Linker kamer
D
Rechter kamer
Slide 15 - Quiz
Hoe heet onderdeel 3?
A
Linker boezem
B
Rechter boezem
C
Linker kamer
D
Rechter kamer
Slide 16 - Quiz
Wat gebeurt er als de schakelaar dicht gaat?
A
Alle lampjes branden niet
B
Alle lampjes branden wel
C
Alleen de linker/rechter lamp zal branden
D
Alleen het middelste lampje brand
Slide 17 - Quiz
Wat gebeurt er met de lampjes als het middelste lampje kapot is.
A
Alle lampjes branden niet meer
B
Ik heb geen idee....
C
De linker en rechter lamp zullen nog wel branden
D
Alleen de linker lamp zal branden
Slide 18 - Quiz
Het hart is te vergelijken met de batterij, de lampjes met de organen en de draden met de bloedvaten.
Slide 19 - Slide
3. Een automatisch systeem heeft drie stappen. Noteer de stappen in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
Proces
Output
Input
Slide 20 - Drag question
5. Vul de juiste woorden in.
Geluidssensor
Lichtsensor
Temperatuursensor
Vloeistofsensor
Slide 21 - Drag question
6. Hoe werkt een koortsthermometer? Maak de zin af. In de thermometer zit een...
A
Bewegingssensor
B
Temperatuursensor
Slide 22 - Quiz
Bij een reflex gaat de impuls via het ruggenmerg direct naar de spier, dus niet eerst langs de hersenen.
Slide 23 - Slide
Constant blijven
zenuwstelsel en hormoonstelsel
samenstelling van het bloed
lichaamstemperatuur altijd rond de 37 graden celsius
Slide 24 - Slide
Bijstellen (door hormonen)
Meten (glucosegehalte in je bloed)
Reactie (glucose opslaan)
Slide 25 - Drag question
5. Sleep de antwoorden naar de juiste plek op de afbeelding. Je kunt de antwoorden beide twee keer gebruiken.
Bloedvat
Hoeveelheid glucose stijgt.
Hoeveelheid glucose daalt.
Slide 26 - Drag question
Welke stof gebruikt je lichaam naast glucose om energie te maken.
A
koolstofdioxide
B
koolhydraten
C
zuurstof
D
vetten
Slide 27 - Quiz
Wat is de juiste formule van de verbranding van glucose:
A
glucose + CO2 + energie --> zuurstof + water
B
glucose + zuurstof + energie --> CO2 + water
C
glucose + CO2 -->
zuurstof + water + energie
D
glucose + zuurstof -->
CO2 + water + energie
Slide 28 - Quiz
In de longblaasjes worden gassen uitgewisseld tussen de lucht en het bloed.
1 Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed? 2. Welk gas wordt in de longblaasjes afgegeven aan de lucht?
A
1. koolstofdioxide 2. zuurstof
B
1. zuurstof 2. koolstofdioxide
C
1 en 2 koolstofdioxide
D
1 en 2 zuurstof
Slide 29 - Quiz
In de afbeelding hiernaast zijn vooraanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend. Wat is de juiste stand van 1 en 2?
A
1. inademen, 2. uitademen
B
1. uitademen, 2. inademen
Slide 30 - Quiz
In de afbeelding hiernaast zijn zijaanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend. Wat is de juiste stand van 3 en 4?
A
3. uitademen, 4. inademen
B
3. inademen, 4. uitademen
Slide 31 - Quiz
6. Vul de onderstaande schema van de verbranding in de cellen in.
Energie
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Slide 32 - Drag question
Welke stoffen heb je nodig voor de verbranding in de auto motor?
Slide 33 - Open question
Wat voor soort stoffen komen er vrij bij de verbranding in de auto motor?
Slide 34 - Open question
Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste volgorde:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
De brandstof verbrand en de zuiger wordt naar beneden gedrukt.
Uitlaatgassen worden uit de verbrandingsmotor naar buiten geperst.
De zuurstof en brandstof worden samengedrukt. Dit mengsel wordt ontstoken door een vonk van de Bougie.
Zuurstof en brandstof worden aangezogen.
Slide 35 - Drag question
Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Hormoonstaafje
B
de pil
C
Prikpil
D
Nuvaring
Slide 36 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Spiraaltje
B
Prikpil
C
Hormoonstaafje
D
Sterilisatie
Slide 37 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Prikpil
B
Condoom
C
Nuvaring
D
De pil
Slide 38 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel beschermt ook tegen SOA's?
Slide 39 - Open question
Waarom is het belangrijk dat je je op tijd laat behandelen aan een SOA?