2025-02-10 - Week 7, les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 1

2024-10-01

Nederlands

bij

Welkom

2024-10-01

Strafwerk inleveren(?)

2024-10-01

Wat gaan we doen?

• Opmerking vriendenpagina (5 minuten)
  
  
• Stof opfrissen! (10-15 minuten)
  
  
• Aan de slag! 

2024-10-01

Lezen

2024-10-01

Huiswerkcontrole!

Leg je werkboek open op bladzijde 108.

2024-10-01

Vriendenpagina 1E

De volgende leerlingen hebben hun vriendenpagina nog niet ingeleverd:

• Noah B
• Devaughn
• Joshua
• Dominik
• Thomas
• Liyah
• Timothy
• Jimmy

Uiterlijk vrijdag heb je je vriendenpagina ingeleverd via Magister!

Vrijdag niet ingeleverd? 

Dan kom je de vriendenpagina op maandag 17 februari in het 5e uur maken en inleveren.

2024-10-01

Vriendenpagina 1F

De volgende leerlingen hebben hun vriendenpagina nog niet ingeleverd:

• Michael
• Ronald
• Sander
• Borre
• Rüzgar
• Bram
• Ryan
• Jayleigh
• Sem

Uiterlijk vrijdag heb je je vriendenpagina ingeleverd via Magister!

Vrijdag niet ingeleverd? 

Dan kom je de vriendenpagina op maandag 17 februari in het 5e uur maken en inleveren.

2024-10-01

Even opfrissen!

(§ 2.3)

Een feit is echt of werkelijk gebeurd.

1. Waar
2. Niet waar

Een mening verschilt niet per persoon: iedereen heeft dezelfde mening.

1. Waar
2. Niet waar

Het gebouw heeft vijf etages.

1. Feit
2. Mening

Voetbal is de leukste sport die er is.

1. Feit
2. Mening

Die jongen werkt bij de Albert Heijn.

1. Feit
2. Mening

Als je wilt weten wat voor soort tekst een tekst is, dan lees de de tekst:

Als je een tekst helemaal leest, woord voor woord, dan lees je:

Als je naar iets specifieks op zoek bent in een tekst, dan heet dit ...

1. Verkennend lezen
2. Nauwkeurig lezen
3. Speurend lezen
4. Zoekend lezen

Wat doe je als eerste als je een woord in een tekst niet kent, maar het is wél belangrijk om de tekst te begrijpen?

1. Zoek je het woord op of vraag aan iemand
2. Kijk of de uitleg ergens in de tekst staat
3. Probeer de betekenis te raden
4. Gewoon verder lezen zonder het te weten

Signaalwoorden laten een verband zien tussen woorden, zinnen of alinea's.

1. Waar
2. Niet waar

"Ik heb eerst de wekker uitgezet, verder heb ik me aangekleed en heb ik ook snel ontbeten. Tot slot ben ik op mijn fiets gesprongen."

Ik

Signaalwoorden

mand

eerst

uitgezet

verder

snel

ook

Tot slot

op

mijn

"De studenten moesten aangeven of ze iemand als vriend of vriendin zouden willen hebben. Daarnaast moesten ze zeggen of hij of zij prettig gezelschap zou kunnen zijn"

Door het signaalwoord 'daarnaast' wordt een opsomming aangegeven. Uit hoeveel delen bestaat de opsomming?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

2024-10-01

Aan de slag

Wat?

• Afmaken:
  - Grammatica 2.7 - Test Jezelf! (moet morgen af!)
  - Spelling 2.8 - Test Jezelf! (moet morgen af!)
  
  
• Maken:
  - Lezen 2.3 - opdr. 18 + 19 + 20 (in je werkboek, moet morgen af!)
  - Lezen 2.3 - Test Jezelf! (moet volgende week maandag af!)

Hoe?

Rustig en geconcentreerd!

Helemaal klaar?

Ga eerst nog even leren voor de toets. De laatste 10 minuten mag je iets voor jezelf doen.

🎵 Je mag muziek luisteren als je oortjes of een koptelefoon hebt. 🎵

Het huiswerk wordt gecontroleerd!

2024-10-01

Tot morgen!