leçon 28: la forme de l'adjectif

BONJOUR
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BONJOUR

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Le programme:
        Aujourd'hui (=vandaag) :
- Apprendre la forme des adjectifs 
- Réviser les nombres
- Écouter sur D'Accord








leçon 28

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

L'adjectif
Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord in het Frans.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over in een zin?
A
Het bnw zegt iets over een werkwoord.
B
Het bnw zegt iets over een bijwoord.
C
Het bnw zegt iets oever een zelfstandig naamwoord.
D
Het bnw zegt iets over het onderwerp.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Het bijvoeglijk nmw (NL)
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding)
  • Bijvoorbeeld:
     het witte huis,
    de aardige jongen,
    de zware tas

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Supplément, p.34

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Waar hoort de uitgang bij?
Mannelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
-ES
-E
-S
niks

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Supplément p.34:
 A. De vorm, hoofdregel

e
Voorbeelden:
le petit garçon (de kleine jongen)
les petits garçons (de kleine jongens)
la petite fille (het kleine meisje)
les petites filles (de kleine meisjes)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Verander van mannelijke vorm naar vrouwelijke vorm ev: grand

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Verander van mannelijke vorm naar vrouwelijke vorm ev: bleu

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Mannelijke meervoud van "petit"?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Vrouwelijke meervoud van "joli"?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Uitzonderingen op hoofdregel 
Supplément page 34

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is de vrouwelijke vorm (ev) van:
rouge
A
rouge
B
rougee
C
roug
D
rouges

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e

--> geen extra -e bij vrouwelijke woorden


Mannelijk / Masculin
Vrouwelijk / Féminin
Enkelvoud 
(Singulier)
Le T-shirt est rouge
La ceinture est rouge
Fout: rougee 
Meervoud
(Pluriel)
Les T-shirts sont rouges
Les ceintures sont rouges
Fout: rougees

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is de mannelijke vorm (mv) van:
gris
A
griss
B
grises
C
gris'
D
gris

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -s

--> geen extra -s bij vrouwelijke woorden


Mannelijk / Masculin
Vrouwelijk / Féminin
Enkelvoud 
(Singulier)
Le T-shirt est gris

La ceinture est grise

Meervoud
(Pluriel)
Les T-shirts sont gris
Fout: griss
Les ceintures sont grises

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord 
eindigt op een -eux
-eux
mannelijk
-euse
vrouwelijk
heureux
heureuse
dangereux
dangereuse
amoureux
amoureuse

Slide 19 - Slide

Vrl ev: natuurlijk met -e erachter
Andere uitzonderingsregels (supplément, p.34)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Opvallend bij de onregelmatige vormen:
enkelvoud                                         meervoud

- beau & nouveau       =>             beaux & nouveaux
- vieux                              =>             vieux

=> geen extra -x bij vieux in mv

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

vrouwelijke vorm van:
beau (mooi)
A
belle
B
beaue
C
beauo
D
bella

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

vrouwelijke vorm van:
nouveau (nieuw)
A
nouveaue
B
nouveauelle
C
nouveaul
D
nouvelle

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

meervoud van:
beau (mooi)
A
beaux
B
beaus
C
bels
D
beaus

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

meervoud van:
vieux (oud)
A
vieuxs
B
vieux
C
vieilles
D
vieuxes

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

RAPPEL: les nombres 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Tientallen

  • 10 = dix
  • 20 = vingt
  • 30 = trente
  • 40 = quarante
  • 50 = cinquante
  • 60 = soixante
vanaf 70...... 



  • 70 = soixante-dix => 60+10
  • 80 = quatre-vingt => 4x20
  • 90 = quatre-vingt-dix => 4x20+10

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Écouter
  • D'accord > Chapitre 2 > 2.2 > 2 + 4 + 5 + 7

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Les devoirs:
Apprendre: 
  • StudyGo: 2-6 N-F + les nombres de 1 à 1000
  • Supplément, page 34 (la forme de l'adjectif)

Faire: D'accord > Chapitre 2 > 2.3 > 8 + 9 + 10





Slide 30 - Slide

This item has no instructions